Header Image - TEACHER LAB

Aan de slag met eigen video’s in je les

by elke.ruys@howest.be

Er kunnen tal van redenen zijn om eigengemaakte video’s te gebruiken in je lessen. Denk maar aan korte kennisclips over moeilijke theoretische onderwerpen uit je les of instructiefilmpjes waarmee je je studenten wegwijs maakt in het gebruik van een software tool of de juiste handelingen aanleert om een wond te verzorgen. Ook integrale lesopnames kunnen een meerwaarde bieden, als extra studiemateriaal naast je bestaande lessen.

3, 2, 1, Differentiëren!

1) Differentiëren, hoe begin ik er nu eigenlijk aan?

Voor je start met differentiëren, breng je best de competenties van de studentengroep waaraan je lesgeeft, ofwel de beginsituatie, in kaart.

Ten eerste zijn de onderwijskenmerken een cruciaal onderdeel van de beginsituatie.

Denk hierbij aan jouw eigen persoonlijkheid als lesgever: welk type lesgever ben je of wil je zijn? Wat zijn/waren jouw eigen leervoorkeuren? Met welke motivatie sta je voor de klas en wat zijn de hogere doelen die je wenst te bereiken met jouw studenten?

Onderwijskenmerken gaan ook breder: welke lokalen en didactisch materiaal heb je ter beschikking, welk leerklimaat en welke visie heerst er binnen de opleiding en de onderwijsinstelling waarin je werkt?

Neem even de tijd om deze vragen voor jezelf te beantwoorden.

Daarnaast breng je, vooraleer je gaat differentiëren, best de kenmerken van de studentengroep waaraan je lesgeeft, ofwel de beginsituatie, in kaart. Dit doe je niet enkel bij de start van jouw OLOD, maar best bij het begin van elke les.

Volgens Struyven et al. (2015) zijn er vier studentenkenmerken die relevant zijn binnen de leercontext van studenten: (1) competenties, (2) interesses, (3) leervoorkeuren en leertempo en (4) achtergrondkenmerken. Voor meer informatie, zie de tabel hieronder. Inzicht in deze aspecten geeft jou een indicatie waar je moet beginnen, en kan studenten inzicht geven waar ze zich bevinden en waar ze naartoe moeten.

Competenties Interesses
Cognitieve: vaardigheden om intelligentie optimaal te benutten (info opslaan, verwerken, verbinden, problemen oplossen)

Metacognitieve
: kennis over het eigen leren

Sociaal-affectieve: de motivatie, het omgaan met anderen, omgaan met gevoelens

(Psycho-)motorische
: fysieke vaardigheden, zowel grove als fijne motoriek
Interesses, passies, huidige trends die leven bij de studentengroep waaraan je lesgeeft.
Leervoorkeuren en leertempo Achtergrondkenmerken
De manier waarop studenten graag en/of goed leren (’s ochtends of ’s avonds, alleen of samen, op papier of digitaal, al doende of al luisterend, visuele schema’s of samenvattingen in woorden, van detail > overzicht of van overzicht > detail, enz.)

Leertempo: snelheid waarmee wordt geleerd
Grootste kracht = variatie in didactische aanpak.
Waar je d.m.v. onderwijs niets of weinig kunt aan veranderen (bv. afkomst, cultuur, thuistaal, socio-economische achtergrond).

Let wel: wanneer je als lector differentieert, speel je niet altijd in op één bepaalde categorie van studentenkenmerken, maar dikwijls op verschillende differentiatievragen tegelijk.

Maar niet enkel de individuele beginsituatie van een student maar ook de samenstelling van de klasgroep is hierbij belangrijk. Je moet weten hoe groot de verschillen tussen de studenten zijn om je didactiek daarop af te stemmen. Ga ook na welk affectief klimaat er heerst in de studentengroep: een positief leefklimaat bevordert het leren.

Wat is differentiatie?

Onze studentenpopulatie kent een grote diversiteit: studenten verschillen van elkaar in interesses, talenten, voorkennis, culturele achtergrond, denkvaardigheden, zelfredzaamheid, sociale omgang, affectieve vaardigheden, enz. Dat maakt het leerproces uniek voor elke student, maar maakt het voor jou als lector soms een pittige uitdaging om les te geven.

Volgens het model van Struyven et al. (2019) onderscheiden we volgende soorten differentiatie:

  • Externe differentiatie: differentiatie op het niveau van de onderwijsinstelling en/of opleiding(en). Hierbij komt extra onderwijskundige en praktische organisatie bij kijken (bv. aangepaste roostering, aangepaste begeleiding en evaluatie, begeleidingsdocumenten, etc.). Dergelijke vormen van differentiatie worden dus best ruim op voorhand voorbereid, in samenspraak met de opleidingsdirecteur en de dienst onderwijs. Bv. een honoursprogramma waarbij een project in samenwerking met het werkveld een of meerdere OLODs vervangt (bv. honoursprogramma in Hangar K met de opleidingen Devine, IPO en DAE).
  • Interne differentiatie: differentiatie op lesniveau door als lector proactief in te spelen op verschillen tussen studenten.
    • Inhoud: in de doelstellingen;
    • Proces: binnen de aspecten van een krachtige leeromgeving: de leerinhouden, didactische werkvormen, media/onderwijsleermiddelen, groeperingsvormen en/of opvoedingsrelatie;
    • Product: op vlak van evaluatie.

Binnen deze drie aspecten kun je gaan differentiëren op vlak van niveau (verschillen in cognitieve vaardigheden: bv. intelligentie, metacognitieve vaardigheden, leervoorkeuren), tempo (verschillen in de snelheid van verwerving en/of verwerking van leerstof) en interesses.

Interne differentiatie is dus gerelateerd aan elk onderdeel van het didactisch model van De Corte (Standaert, 2012): de beginsituatie, doelstellingen, onderwijsleeromgeving (didactische werkvormen, opvoedingsrelatie, leerinhouden, media) en evaluatie.

Kader kwaliteitsvol toetsen

Wat?

Het kader kwaliteitsvol toetsen schetst het Howestbrede toetsbeleid. Het geeft de concrete verwachtingen weer en geeft handvatten voor de implementatie in de opleidingen.

Waarom belangrijk?

“Wat moeten we kennen en kunnen?” Het is de eerste vraag die op menig studententong ligt. De manier van toetsen stuurt het leerproces van studenten. Wil je bijvoorbeeld studenten brengen tot toepassing dan is het noodzakelijk dat je deze toepassing evalueert en je niet beperkt tot kennis/inzicht.

Hoe?

Onderstaande afspeellijst legt het kader kwaliteitsvol toetsen en de onderliggende principes uit. Het biedt een inleiding om je eigen onderwijspraktijk te optimaliseren.

Anderstalige collega’s kan je eventueel doorverwijzen naar de Engelstalige versie van dit samenvattend filmpje: Click here to watch a summary video in English.

Meer weten?

Na deze algemene inleiding kan je je eigen onderwijspraktijk van naderbij onder de loep nemen en jezelf verder verdiepen in specifieke topics.

Vul de toetsscan voor docenten of de toetsscan voor opleidingen in. Deze zijn opgenomen in de cursus onderwijsprofessionalisering van dienst Onderwijs op Leho. Wanneer je nog niet eerder voor deze cursus was ingeschreven, word je gevraagd dit eerst te doen.

Lees de verschillende blogtips onder de tag “Kwaliteitsvol toetsen”. Scrol door de tips en lees deze die voor jou relevant zijn of waarrond je op dit moment concrete vragen hebt.

Het volledige kader kwaliteitsvol toetsen kan je hier nalezen.

Heb je verder nog vragen, neem dan contact op met elke.ruys@howest.be

Feedback die blijft plakken

Wat is het?

Feedback is een communicatietechniek en een van de meest krachtige instrumenten die je als lector kan inzetten om het leren van studenten te bevorderen. Volgens Hattie (2014) dient feedback om de kloof te verkleinen tussen waar de student is en waar hij hoort te zijn. Bij het geven van feedback maak je als lector dus het verschil duidelijk tussen de huidige resultaten van een student en de succescriteria.

Effectieve feedback blijft plakken. Dit wil zeggen dat studenten en lectoren iets doen met de feedback. Feedback leidt dus tot actie! Effectieve feedback is gefocust op drie vragen:

  1. Feedup: Waar ga ik naartoe?
    De eerste vraag heeft betrekking op het doel. Dit is ook waarom leerdoelen en beoordelingscriteria zo belangrijk zijn. Doelen kunnen op verschillende manieren gelinkt worden aan feedback. Enerzijds geven zij informatie over het niveau van het gewenste resultaat. Anderzijds laat feedback studenten nieuwe uitdagende (tussen)doelen stellen om het einddoel te bereiken.
  2. Feedback: Waar sta ik nu?
    De tweede vraag gaat over de vooruitgang. Die feedback is gericht naar de prestatie of het gedrag van de student op het moment dat je feedback geeft, afgezet tegen het leerdoel. Daarbij wordt aangegeven in welke mate huidige prestaties voldoen aan de vooropgestelde beoordelingscriteria of aan het einddoel.
  3. Feedforward: Hoe nu verder?
    De derde vraag heeft vooral te maken met volgordelijkheid. Daarbij helpt feedback bij het kiezen van de volgende stappen om het einddoel te bereiken of om resultaten te verbeteren.

Het beantwoorden van deze vragen is steeds gelinkt aan de focus van je feedback:

  • Feedback op de taak/product: bij feedback op het taak- en productniveau gaat het om de taak zelf. Daarbij geef je aan de student informatie over wat hij goed en minder goed gedaan heeft; of het werk correct is en of de taak goed werd uitgevoerd. Vaak geef je ook aanwijzingen van wat de verwachtingen zijn en wat er nog moet gebeuren om het resultaat te verbeteren. Deze feedback wordt vaak ‘correctieve feedback’ genoemd en komt veel voor in commentaren op taken en opdrachten. Dergelijke feedback is meestal specifiek en is heel krachtig voor beginnende studenten.

Bijvoorbeeld: “Over het algemeen vind ik dit een goede tekst. De start vond ik minder… Als je iets schrijft altijd nadenken: gaat mijn bachelorproef hier wel over? Moet ik dat vertellen? Is het relevant of niet?”

  • Feedback op het proces: feedback op het procesniveau richt zich niet op het resultaat, maar op de aanpak van de taak en de inspanningen door de student. Procesgerichte feedback helpt de student om fouten op te sporen, verbanden te herkennen en leerstrategieën te ontwikkelen.

Bijvoorbeeld: “Neem tijd om te programmeren. Een planning kan hierbij handig zijn. Hoe denk je het nu aan te pakken? Wat ga je nu eerst doen? Wat kost jou het meeste tijd om te doen?”

  • Feedback over de mate van zelfregulatie: hier gaat het om feedback op de manier waarop studenten hun handelen sturen. Feedback op het niveau van zelfregulatie spoort aan tot reflectie en helpt de vaardigheid van zelfbeoordeling te verbeteren. Als studenten zichzelf kunnen monitoren en reguleren, weten zij wanneer zij feedback van anderen nodig hebben en hoe zij deze feedback effectief kunnen gebruiken om hun resultaten te verbeteren. Dergelijke feedback – meestal in de vorm van reflectieve vragen – leidt de student naar het ‘wanneer’, ‘waar’ en ‘waarom’ bij het maken van beslissingen op taak/product- en procesniveau.

Bijvoorbeeld: “Waarom heb je voor die kleur gekozen bij het bepalen van je ontwerp? Hoe ben je daarop gekomen? Waarom is dit de beste keuze?”

  • Feedback over de persoon zelf: feedback op het niveau van het ‘zelf’ is gericht naar de student als persoon en bestaat meestal uit positieve opmerkingen. Positieve waarderingen worden vaak gebruikt voor geruststelling en steun, ze leiden echter vaak de aandacht af van de taak/product, het proces of de zelfregulatie. Je zegt iets aardigs tegen de student, maar vaak zonder dat het duidelijk is waar het precies betrekking op heeft. Feedback op de persoon zelf is dus niet specifiek en heeft dus weinig invloed op verbetering van de resultaten. We kunnen besluiten dat positieve waarderingen kunnen, het is echter belangrijk om ze te scheiden van effectieve feedback.
    Negatieve feedback op de persoon kan als zeer bedreigend ervaren worden.

Bijvoorbeeld: “Jij bent toch wel een knoeier!”

Waarom belangrijk

Effectieve feedback ondersteunt zelfsturing indien ze gebaseerd is op dialoog tussen studenten onderling of tussen student en lector. Op die manier worden studenten uitgedaagd om na te denken over de drie aspecten (verwachtingen, prestatie en toekomstige acties) en krijg je als lector concrete handvatten om je eigen praktijk bij te sturen.

Hoe doen?

Hieronder vind je een aantal tips om effectieve feedback te geven:

  1. Denk doelgericht: maak studenten duidelijk wat jouw verwachtingen zijn door bv. voorbeelden te voorzien of rubrics uit te werken. Communiceer de leerdoelen en de evaluatiecriteria op een heldere manier. Ga na of studenten hebben begrepen wat ze moeten doen en wat het eindresultaat zou moeten zijn.
  2. Stimuleer zelfregulatie: bied studenten mogelijkheden aan om de zelfregulerende vaardigheden in te oefenen. Laat ze reflecteren over het leerproces, stimuleer ze om zelfstandig sterkte- en/of aandachtspunten te formuleren en laat ze actiepunten ter verbetering van hun prestaties vastleggen. Overweeg om self- en/of peerassessment in jouw lessen te gebruiken. Dit maakt dat studenten leren om de vooropgestelde criteria te interpreteren en op basis daarvan hun eigen werk of het werk van hun medestudenten te beoordelen en daar eventueel feedback op te geven.  
  3. Geef informatie m.b.t. het leerproces: lectoren spelen een cruciale rol bij het ontwikkelen van zelfregulerende vaardigheden bij studenten. Hun feedback is een belangrijke informatiebron waarop studenten zich kunnen baseren bij het leren. Effectieve feedback komt juist op tijd; omvat advies over de volgende stappen; benadrukt wat goed is, maar bevat ook constructieve kritiek.
  4. Motiveer: expliciteer waarom studenten bepaalde competenties eigen moeten maken en wat het nut is van wat ze leren i.f.v. hun toekomstige werkomgeving. Laat feedback vertrekken vanuit een talentgerichte benadering. Toon dat je gelooft in het kunnen van jouw studenten en hun groeimogelijkheden. Hanteer motiverend taalgebruik en maak duidelijk dat feedback niet gericht is op de persoon, maar op de prestaties.  
  5. Geef leerkansen: laat studenten actief aan de slag gaan met jouw feedback. Effectieve feedback resulteert in suggesties over hoe studenten de kloof kunnen dichten tussen de huidige en de optimale prestaties/resultaten. Feedback geeft zicht op de volgende stappen in het leerproces en geeft handvatten om verder aan de slag te gaan. Maak duidelijke afspraken met studenten omtrent de opvolging van feedback.     
  6. Reflecteer over eigen instructieactiviteiten: feedback is niet alleen een belangrijke informatiebron voor studenten, ook lectoren halen er waardevolle input uit. Zo krijgen ze zicht op het leren van hun studenten en kunnen ze hun noden in kaart brengen. Ze maken het groeiproces van studenten mee en sturen bij wanneer nodig.
  7. Moedig aan tot dialoog: feedback die in één richting plaatsvindt (van lector naar student) mist vaak veel effectiviteit en kansen. Dialoog zorgt ervoor dat studenten feedback correct interpreteren en dus gericht hun handelen kunnen aanpassen om het resultaat te verbeteren. Zorg er niet alleen voor dat studenten met jou in dialoog gaan, maar stimuleer ook dialoog tussen de studenten onderling. Ten eerste is het leereffect voor studenten die iets aan medestudenten uitleggen zeer hoog, ten tweede worden nieuwe concepten/een opdracht/verwachtingen in een begrijpbare taal aan de medestudenten uitgelegd. Door in dialoog te gaan construeren studenten nieuwe kennis en krijgen ze inzicht in het denkproces van hun medestudenten.

Extra materiaal

Een samenvattende infographic:

Reflecteer over de effectiviteit van jouw feedback:

Relevante blogtips

Activerend feedbackgesprek na een evaluatie.

Feedback geven aan grote groepen.

Leer je studenten feedback ontvangen.

Feedup, feedback en feedforward bij evaluaties: Praktijkvoorbeeld

Of bekijk de overige blogposts onder de tag Feedback.

Bronnen

Hattie, J. A. (2014). Het verloop van de les: de plaats van feedback . In Leren zichtbaar maken (pp. 149-175). Rotterdam: Bazalt Educatieve Uitgaven.

Nicol, D. J., & Macfarlane-Dick, D. (2006). Formative assessment and self-regulated learning: A model and seven principles of good feedback practice. Studies in Higher Education , 2 (31), 199-218.

Yes we can!

Wist je dat?

Het leren van studenten voor 50% wordt beïnvloed door factoren eigen aan de student (bv. motivatie, intelligentie…), 30% door acties van de lesgever en slechts 10% door medestudenten/vrienden?

Wij hebben dus wel degelijk impact, impact die een verschil kan maken.

Welk type mentor ben jij?

Een overzicht van 30 inspirerende quotes van fictieve lesgevers/mentoren, waarin herken jij je? Welk type mentor wil jij zijn voor je studenten?

30-Inspirational-Quotes-from-Fictional-Teachers-and-Mentors-Infographic

Of ben je eerder Wilmots?

Bron: https://visual.ly/community/infographic/education/30-inspirational-quotes-fictional-teachers-and-mentors