Aan Howest staat het je vrij om met andere tools dan Wooclap te werken om interactie in je les te creëren. Denk hierbij aan bvb. Kahoot, Mentimeter, Slido… Weet echter wel dat de gratis versies vaak heel wat beperkingen hebben. Om die reden is het gebruik van Wooclap sterk aangeraden. Voor deze tool bieden we ook ondersteuning.
Maar wat als je nu eerder reeds met een andere tool werkte en nu de overstap wil maken naar Wooclap?
Dat kan!
Je kan namelijk je vragen importeren in Wooclap.
Hoe gaat je aan de slag?
Om dit realiseren heb je een excelbestand nodig met al je vragen. Dit kan vaak rechtstreeks uit de externe tool gehaald worden, soms wel mits een klein trucje. Hoe dit in zijn werk gaat, wordt toegelicht in deze tutorial.
Via Wooclap kan je diverse vragen creëren om zo meer interactie uit te lokken, zelftests op te maken… Je leest er meer over in deze blogtip. Het is ook mogelijk om je vragen te integreren in Leho.
Hiervoor zijn er 2 mogelijke werkwijzen:
Via opdrachten en inzending via een externe tool
Via een pagina waarin je rechtstreeks vragen embed
Hoe ga je aan de slag?
Bekijk deze tutorial om meer te weten te komen over beide werkwijzen.
Wanneer kies je welke werkwijze?
De werkwijze opdrachten is het meest geschikt wanneer je een formele opdracht of test wil die meetelt voor het eindresultaat.
Let op, jaarlijks dien je de vragenlijst opnieuw te importeren. Deze wordt niet automatisch meegekopieerd bij het kopiëren van je Leho-cursus.
De werkwijze embedden is het meest geschikt bij korte zelftests, waarbij het niet belangrijk is dat de punten worden weergegeven in het cijferboek.
Deze vragenlijst worden wel meegekopieerd bij het kopiëren van je Leho-cursus. De resultaten van je studenten kan je als lector uiteraard wel raadplegen via de rapporten van Wooclap.
Genderdiversiteit leeft harder dan ooit. Ook binnen het hoger onderwijs kunnen we niet achterblijven op deze maatschappelijke tendens die heel wat in beweging lijkt te zetten. Een stijgende aandacht voor genderdiversiteit en -inclusiviteit is dan ook een meer dan wenselijk gegeven. De tijden van de enge binaire opdeling, gebaseerd op de biologische categorieën man-vrouw, zijn ondertussen lang verleden tijd. Maar wat is dat nu zo’n genderinclusieve school en hoe kunnen we hier aandachtig voor zijn?
In een genderinclusieve school kan iedereen openlijk en zonder beperkingen participeren aan alle aspecten van de schoolomgeving. Het biologische geslacht, geaardheid, genderexpressie en genderidentiteit spelen hier met andere woorden geen beperkende of uitsluitende rol (Halimi et al., 2018). Het toont aan dat het om een urgente kwestie gaat waar grondig over moet worden nagedacht. Ook op het microniveau van de klaspraktijk kunnen wij als lectoren het verschil maken. Bij het vormgeven van en binnen de eigen lespraktijk, zijn er enkele zaken waar we specifiek op kunnen letten om ten volle in te zetten op dergelijke inclusiviteit.
(Gender)diversiteit in lesmateriaal
Een eerste daad die we kunnen ondernemen heeft te maken met het zichtbaar maken van diversiteit in les- en leermaterialen. Denk hierbij vooral aan de beeldvorming en voorbeelden die worden gebruikt in bijvoorbeeld PowerPoints en cursusteksten. Niet alleen in fotomateriaal, maar ook in tekstdocumenten wordt idealiter deze diversiteit nagestreefd. Het is iets wat de eigenwaarde van alle studenten en lectoren ten goede kan komen omwille van de herkenbaarheid van eigen identiteitskenmerken. Daarnaast heeft het de kracht om stereotype denkbeelden en traditionele rolverdelingen te doorbreken. Een man hoeft niet altijd geframed te worden als CEO, een vrouw niet altijd als verpleegkundige. Het spreekt voor zich dat dit de kwaliteit van het lesmateriaal verhoogt.
De organisatie çavaria (2011), die opkomt voor gender- en seksuele diversiteit, kwam enkele jaren terug met een checklist om genderdiversiteit te screenen in lesmateriaal. Het omvat in essentie een zeer gerichte reflectie om na te gaan hoe divers leer- en lesmaterialen nu wel echt zijn. Hiervoor wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de gendernorm en anderzijds de heteronorm:
Uiteraard is diversiteit in het algemeen een breder thema met een ruimere focus dan enkel gender. Gezien de specifieke focus op gender in dit artikel gaan we er hier niet veel verder op in, al zouden we deze denkoefening zeker kunnen doortrekken. Hoe zit het bijvoorbeeld met de representatie van …
… verschillende huidskleuren?
… mensen met een beperking?
… verschillende sociaal-economische achtergronden?
… mensen van diverse leeftijden?
… verschillende talen en/of religies?
…
Genderinclusief schrijven & taalgebruik
Ook kleine aanpassingen aan ons taalgebruik en onze schrijfstijl kunnen lucratief zijn in functie van een genderinclusieve omgeving. In een tijd waar voornaamwoorden steeds meer van belang worden en het onmogelijk is om gender in vakjes te denken, hoe spring je daar dan met de nodige voorzichtigheid mee om?
Heel wat mensen en organisaties deden reeds een deel van het denkwerk voor ons. De federale overheid kwam zo in 2013 met een brochure voor de dag met als hoofdfocus een genderbewuste communicatie (FOD Kanselarij van de Eerste Minister, 2013). Heel wat tips & tricks worden er laagdrempelig meegegeven. Wablieft, gespecialiseerd in het geven van tekstadvies, lanceerde dan weer zes schrijftips om in te zetten op een genderinclusief taalgebruik op school (Janssens, 2021). Hieronder vatten we ze even voor u samen, telkens met een illustrerend voorbeeld.
Spreek de lezer aan
Als je een tekst of communicatie in dialoogvorm schrijft, voelt de lezer zich aangesproken en kan je afstappen van jij/zij/hij/die. Zo kan je kiezen voor de neutralere vormen je of u.
Voorbeeld: De student die meer werk doet voor haar/zijn bachelorproef, krijgt betere punten.
Werk je meer voor je bachelorproef? Dan krijg je betere punten.
Kies een genderinclusieve aanhef
Spreek studenten en collega’s aan door je te richten tot hun rol. Vermijd aansprekingen die duiden op geslacht/gender. Weet je niet met welk gender een persoon zich identificeert, speel je best op veilig en kies je voor een neutrale aanspreking of wanneer passend de naam.
Voorbeeld: Dag dames en heren (1), beste mevrouw (2)
Dag iedereen (1), beste aanwezige (2), beste Jo (2)
Gebruik ‘die’
Vaak kan je de voornaamwoorden hij/zij/hun vervangen door die.
Voorbeeld: Uit onderzoek naar online lezen, blijkt dat de lezer wegkljkt als hij/zij na een paar seconden niets relevants vindt.
Uit onderzoek naar online lezen, blijkt dat de lezer wegklikt als die na een paar seconden niets relevants vindt.
Vervang bezittelijke voornaamwoorden door lidwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden zijn vaak overbodig. In dat geval kan je beter voor een lidwoord kiezen.
Voorbeeld: De student maakt zijn/haar examen.
De student maakt het examen.
Ga voor meervoud
Doordat we in het Nederlands geen geslacht moeten kiezen bij meervouden, kunnen we hier gretig gebruik van maken.
Voorbeeld: Een lector moet haar/zijn lessen voorbereiden.
Lectoren moeten hun lessen voorbereiden.
Simpelweg weglaten
In heel wat zinnen kan je het persoonlijk voornaamwoord weglaten.
Voorbeeld: De student krijgt een korte beschrijving die hem/haar uitnodigt om verder over het onderwerp na te denken.
De lezer krijgt een korte beschrijving die uitnodigt om verder over het onderwerp na te denken.
Uiteraard zijn de bovenstaande tips van zowel de overheid als van Wablieft niet uitputtend. Ze kunnen wel een steun bieden bij het kwalitatief vormgeven van onze lespraktijken en de leermiddelen die we inzetten. Ze helpen ons een stap voorwaarts in de inclusieve richting.
Durf erover praten
Tot slot misschien wel het belangrijkste: vermijd de thematiek niet. Werk je bijvoorbeeld intens één op één samen met een student of in kleine groep? Dan is het best oké om naar iemands voornaamwoorden te vragen. Maak het bespreekbaar en wees aandachtig voor de vele misvatting die er leven over deze materie. Zelf goed geïnformeerd zijn is een begin, in de praktijk omzetten een vervolg. We hopen alvast dat deze post een aanzet mag zijn om even stil te staan bij de thematiek.
Wil je je graag verdiepen in deze materie of heb je nood aan wat meer duiding omtrent gender en genderinclusief onderwijs? Dan kan je steeds de leidraad voor een genderinclusieve leeromgeving van Halimi et al. (2018) raadplegen. Daar wordt alles glashelder uitgelegd, een must voor elke onderwijsverstrekker en beleidsmaker in onze superdiverse samenleving van de 21ste eeuw. Deze leidraad vind je hieronder.
Deze blogtip is een bijdrage van Tim Dierickx, student master pedagogische wetenschappen (Onderwijs- en Vormingswetenschappen) aan KU Leuven en stagiair op de dienst onderwijs.
Als je lesgeeft is het fijn als je interactie hebt met de studenten, als studenten reageren op jouw vragen, als studenten actief meedenken en bijdragen aan je les. Een digitale tool kan ervoor zorgen dat je in zowel online als face-to-face lessen meer en diepgaander interactie krijgt dan wanneer je vragen stelt. Een ideale tool om dit te faciliteren is een online interactief bord. Bekende voorbeelden daarvan – met heel veel mogelijkheden – zijn Miro en Mural.
In een eerdere blogpost kreeg je inspiratie om online te brainstormen met Miro . Hier gaan we nog een stap verder: we laten studenten ordenen, peerfeedback geven, creatief schrijven, een spel spelen, coöperatief werken en leren en nog veel meer. Er is zoveel mogelijk…
Enkel je eigen creativiteit en keuzeopties begrenzen de realisaties voor jouw lessen.
De voordelen?
Zowat alles is bruikbaar voor een online les en een les op de campus. Dat maakt dat je voor beide situaties (afstandslessen en contactlessen) geen nieuw of extra materiaal moet maken: je slaat twee vliegen in één klap.
Als je enkele afstandsstudenten hebt, dan kunnen zij de input van de studenten op campus bekijken en (nadien) zelfs mee reacties plaatsen.
Alle borden kunnen netjes via embed op een Lehopagina weergegeven worden. In de meeste gevallen kunnen ze daar meteen ook bewerkt en aangevuld worden door studenten (wat hieronder bij de collectie voorbeelden via Genially niet steeds lukt).
Als je een interactief bord wilt delen met de studenten, kun je een verkorte link aanmaken zodat ze niet veel tekst moeten typen om het bord te bereiken en erop te reageren. Een QR-code is in dit geval minder interessant omdat de tools op gsm minder gebruiksvriendelijk zijn om te reageren.
Voorbeelden
Hieronder een overzicht van een aantal mogelijkheden uit lessen van vakken in de lerarenopleiding. Klik hier voor de interactieve afbeelding (gemaakt met Genially, nog zo’n handige en gratis tool). Op elke pagina vind je een interactief bord in beeld waarop je eventueel kunt reageren of iets uittesten (als het bij jou niet werkt, klik dan op het symbool van het vliegertje rechts onderaan het voorbeeld). Achter het icoon “voorbeeld” vind je dan een niet-bewerkbaar origineel met het resultaat uit een les. We benoemen studenten hier als leerlingen, omdat deze info ook aan secundaire scholen wordt aangeboden. In wat volgt, licht ik de voorbeelden graag wat toe.
1 Ordenen
Studenten hebben elk een rij afbeeldingen met tijdsbanden waarbij ze deze kunnen ordenen. De minst goede tijdsband plaatsen ze als eerste, de best als laatste. Dit vervangt een werkvorm waarbij dit op papier gebeurde en ze op hun tafel een ordening aanbrachten, maar die niet konden zien van elkaar. De meerwaarde van het online bord zit hem in het feit dat alle keuzes meteen zichtbaar en vergelijkbaar zijn. Erna is het gesprek grondiger dankzij het online bord.
2 Brainstormen
Studenten krijgen een leeg brainstormblad waarop ze post-its kunnen plaatsen met uitdagingen van duurzaamheid. Dit vervangt een klassieke woordspin op het bord. Doordat alle studenten tegelijkertijd reageren, gaat dit vlotter en inspireren ze elkaar. Bovendien wordt hetzelfde bord op drie niveaus benaderd: eerst is er de vraag is om een uitdaging in te typen, vervolgens geven de studenten elke post-it een kleur volgens de legende links onderaan en tenslotte schuiven ze de post-its bij elkaar als ze iets met elkaar te maken hebben. Met wat goede mondelinge vragen erbij heb je een brainstorm met veel diepgang.
3 Peerfeedback
Na een presentatie geven medestudenten feedback aan de student. Dit kan anoniem via een lijst met criteria die ook de docent gebruikt. De student ziet meteen ook alle feedback en er hoeft niets meer nadien gedeeld te worden. Dat werkt enorm efficiënt.
4 Creatief schrijven
Creatief schrijven tijdens een periode met enkel afstandslessen? Dat kan! Voorheen deden studenten op een locatie (hier een park) een aanzet om korte gedichten te schrijven. Nu kan het ook viruteel: zo is er een virtueel WC-rolletje beschikbaar om op elk velletje associatiewoorden te schrijven. Daarna werken de studenten de zeven volgende mini-opdrachtjes op eigen tempo uit en krijgen ze gaandeweg elkaars gedichten te zien. Ook in een les in een lokaal kan het posten van elkaars schrijfproducten inspirerend werken.
5 Spelkaarten
Een pakket aangekochte spelkaarten kan in een online les niet gebruikt worden. Maak dan foto’s van de belangrijkste kaarten en studenten kunnen die van thuis uit bekijken. Op de kaarten staan in dit geval opdrachten die ze in een gedeeld (persoonlijk) document uitwerken. De werkwijze van dat gedeeld document behoud ik ook in lessen op de campus, al opteer ik daar voor de echte kaarten, tenzij ik mijn doosje vergeten meebrengen ben. Maar met dit bord kunnen ze ook een aantal opdrachten uit het kaartspel herbekijken na een les op de campus.
6 Spelbord
Door een spelbord te digitaliseren, kunnen de studenten van thuis uit het spel spelen, opdrachten oplossen in een gedeeld document en hun pionnen verplaatsen. Hier ook alweer het voordeel dat ze het spelbord uit de face to face-les nadien kunnen herbekijken. In een les op de campus kunnen op deze manier bijvoorbeeld zelfs meerdere groepen tegelijkertijd het spelbord gebruiken.
7 Coöperatief werken
In dit voorbeeld zijn er zes studenten of groepen. Elk krijgt een situatie toegewezen (links in beeld, elk in een eigen kleur). Voor hun eigen stageles bedenken ze hoe ze rond dat onderwerp zouden differentiëren. Dit kan op zes verschillende manieren en ze worden uitgedaagd bij elke manier voor hun situatie een concreet voorbeeld beschrijven. Ze kunnen zich laten inspireren door elkaar en feedback typen op een idee van een medestudent. Ook de docent kan meteen feedback typen. Nadien volgt dan een gesprek over enkele moeilijk te bedenken voorbeelden, zonder dat alles nog eens herlezen werd. Deze werkvorm bleef na de lockdown behouden in een lokaal op de campus.
8 Hordenloop
In de hordenloop heeft elke student zijn eigen rij op het bord. Elke student kan op eigen tempo de finish halen door mini-opdrachtjes uit te voeren. Het is niet erg dat ze elkaars werk zien, ze worden uitgedaagd andere voorbeelden te vinden dan degene die ze zien, maar ze weten wel of ze juist bezig zijn. Ook deze opdracht is in een face to face-les leuk om uit te voeren. Ze zijn zelfstandig en toch ook gezamenlijk bezig. Nadien is er een evaluatiegesprek over proces en product. Op deze manier zie je ook hoe ze te werk gaan om info op te zoeken (efficiënt, want er is tijdsdruk) en kun je het door hen aangebrachte materiaal verder gebruiken in jouw les.
9 Groepswerkblad
Dit is een bord waar in een les op de campus de studenten samenwerken in een groep van vier of vijf. Elke groep heeft een eigen bord, dat identiek is. Studenten werken of brainstormen rond een bepaald onderwerp, in dit voorbeeld rond het maken van leerpaden voor hun stageles. De docent kan op zijn scherm de verschillende borden van de groepen zien en opvolgen, maar kan ook rondlopen, al is in zo’n geval de tekst op de schermen niet makkelijk leesbaar. Door op je docentenscherm te kijken, kun je problemen detecteren in de groep en gerichter coachen door bij de groep op gesprek te gaan. Bij veertig studenten heb je dan zo’n achttal borden te volgen, wat nog haalbaar is: je zult meer gezien hebben dan dat je rondloopt en op een werkblad op papier moet meelezen.
Binnen het lerend netwerk werkplekleren, getrokken vanuit de dienst Onderwijs, stond tijdens het academiejaar ’21-22 het topic “Kwaliteitsvol evalueren samen met het werkveld” centraal. Daarvoor werden twee vergaderingen georganiseerd:
Een toelichting van het Howest toetsbeleid met daarbij de toepassing op evalueren in samenwerking met het werkveld. Daarna kregen de opleidingsvertegenwoordigers de opdracht om hun individuele analyse van hun toetsbeleid i.s.m. het werkveld in groep te bespreken, sterktes en knelpunten te identificeren en vervolgens via intervisie tips & tricks uit te wisselen.
Een “ervaren” opleiding (ic. bachelor Ergotherapie) lichtte toe hoe zij de kwaliteitsvolle evaluatie samen met het werkveld op curriculumniveau aanpakten. Daarna volgde nog een intervisiemoment.
Deze blogpost bevat de belangrijkste bevindingen van deze sessies.
De basis: voldoen aan de kwaliteitsvereisten
Een korte herhaling: kwaliteitsvol evalueren aan Howest is…
2. Evalueren samen met het werkveld = een extra laag in de evaluatie
Wanneer we die kwaliteitsvereisten bekijken, dan kunnen we concluderen dat het binnen de context van werkplekleren vrij evident is om aan de nice to haves (ic. zelfsturing / authenticiteit en betekenisvolheid) te voldoen. Echter, doordat er tijdens het werkplekleren een extra laag bijkomt (nl. een andere context en een andere evaluator), is extra aandacht vereist om aan de must haves (validiteit, transparantie en betrouwbaarheid) te voldoen.
Hieronder vind je de belangrijkste tips om de validiteit, betrouwbaarheid en transparantie te garanderen binnen een opleidingsteam. Echter is het als opleiding cruciaal dat als het werkveld de studenten mee evalueert, het werkveld ook geïnformeerd is en betrokken wordt bij deze afspraken op opleidingsniveau. Dit kan bijvoorbeeld via een intakegesprek, een infosessie, voldoende tussentijdse opvolging, … bekomen worden.
Voorbeelden
Vervolgens gingen de opleidingen aan de slag om hun eigen evaluatie(beleid) samen met het werkveld in kaart te brengen. Ze gebruiken hiervoor een tool ontwikkeld vanuit het beleidsproject werkplekleren van de dienst Onderwijs.
Analyseoefening: hieronder vind je een mooi voorbeeld van een ingevulde analyseoefening (met dank aan Sylvie Desmet van het graduaat Marketing- en communicatiesupport!) met aangehaalde sterktes en aandachtspunten. Sowieso is dit eens een interessante reflectieoefening om eens te maken als opleiding. Het sjabloon is beschikbaar onderaan deze post.
Tijdens de tweede sessie stond de good practice van de bacheloropleiding Ergotherapie centraal, gegeven door OC Eveline Van Cauwenberghe. Hieronder vind je de slides van Eveline met heel wat bruikbare tips en tricks op opleidings- en opleidingsonderdeelniveau. (waarvoor grote dank!) Dit kan een inspiratie bieden voor de afspraken binnen jouw eigen opleiding.
We lichten hierbij enkele interessante tips uit:
Inventariseer waar en hoe in het curriculum dat je samenwerkt met het werkveld (tip: gebruik hiervoor de WPL-scan en evalueer die jaarlijks zodat die up to date blijft)
Hanteer consequent eenzelfde systematische manier van scoren over alle gelijkaardige OLOD’s heen. Zo kiest ergotherapie voor een vaste zespuntenschaal gaande van ruim onvoldoende tot uitmuntend, en zijn de evaluatiecriteria gedragsindicatoren die vertaald werden vanuit de leerdoelen uit het competentietraject. Sommige criteria wegen daarbij sterker door dan andere.
Geef de mogelijkheid en ruimte om aanvullende informatie bij de evaluaties te schrijven. Zorg ervoor dat er bij elke scoring ook specifieke voorbeelden uit de praktijk kunnen aangehaald worden die deze toegekende score onderschrijven.
Neem de tijd om de stakeholders (zowel studenten als werkveld!) uitgebreid te informeren omtrent de manier van evalueren. Dit kan bv. via een infomoment. Voorzie daarbij ook een leidraad op papier die men eens op het gemak kan nalezen
Durf de stakeholders (zowel studenten als werkveld) te betrekken bij het opstellen en optimaliseren (en eventueel bijsturen) van de evaluatiecriteria. Zij kunnen als ervaringsdeskundige waardevolle feedback leveren hieromtrent.
Laat student en werkveld de documenten op voorhand invullen en kom tijdens de (tussentijdse) evaluatie tot een document dat het resultaat is van een consensus is tussen beide partijen.
Maak afspraken op opleidingsniveau omtrent de opvolging en evaluatie van de studenten. Bouw (eventueel extra) tussentijdse evaluaties in en houd vinger aan de pols bij de studenten waar het moeilijker loopt.
De eindscore is niet het doel op zich, maar een optelsom van de evaluatiecriteria en de weging hiervan die eraan achterliggend is. De opleiding blijft degene die de finale score toewijst.
Evalueer op regelmatige wijze of de evaluatiecriteria alle competenties voldoende SMART meten en afdekken (liefst jaarlijks). Doe daarvoor kalibratieoefeningen met het team waarbij je ‘zeer goede’, ‘goede’ en ‘onvoldoendes’ door meerdere paar ogen laat bekijken.
Wil je hiermee aan de slag gaan in jouw opleiding en wens je hierbij ondersteuning van de dienst Onderwijs? Of heb je interesse om deel te nemen aan het lerend netwerk werkplekleren? Contacteer gerust stefanie.sercu@howest.be
Bronnen
Leidraden dienst onderwijs omtrent kwaliteitsvol toetsen, raadpleegbaar via deze link: Kwaliteitsvol toetsen
Nu we enkele weken ver zijn in het semester, kan het nuttig zijn om de studenten al wat feedback te geven. Als voorbeeld nemen we een flip-the-classroom module waar er wekelijks kleine, vrijblijvende quizzes zijn: de student neemt zelf de theorie en basiskennis door en kan zichzelf testen met de quizzes. De quizzes kunnen ze onbeperkt maken, de vragen worden willekeurig per onderwerp gekozen uit een grote vragenbank.
Na enkele weken geven we de studenten feedback, en we delen ze hiervoor in in 3 categorieën:
de groep die nog (bijna) geen quizes heeft opgelost: krijgt een bericht om zo vlug mogelijk in te halen.
de groep die lage scores heeft: wordt aangeraden om tijdens de lessen, die omgevormd zijn tot monitoraat – Q&A sessies – werkcolleges, meer vragen te stellen.
de groep met scores rond de helft: krijgt een bericht om toch nog een klein tandje bij te steken, of om ook tijdens de lessen niet te aarzelen.
de groep met hoge scores: krijgt een bericht dat ze heel goed bezig zijn (en bij uitbreiding om actief de medestudenten te helpen).
De ervaring leert dat een groot deel van de studenten deze berichten, die we doorgaans elke 3 weken sturen, wel weet te smaken en dat we er wel wat weten te (re)activeren met deze kleine berichtjes.
De praktische vragen hierbij voor een lector, over hoe dat aan te pakken, zijn:
hoe stuur je een bericht per segment vanuit LEHO?
hoe kun je over verschillende opdrachten heen berichten per segment sturen (vanuit LEHO)?
(De concrete inhoud van de berichten laten we aan de docent of lector zelf over)
Gesegmenteerde berichten per opdracht
In LEHO kun je per gegeven opdracht berichten sturen naar studenten gefilterd op specifieke categorieën:
Nog niet ingediend: studenten die de opdracht nog niet hebben ingediend (zelfs als ze handmatig een cijfer hebben gekregen).
Nog niet beoordeeld: studenten van wie de opdracht nog niet beoordeeld is (al dan niet ingeleverd).
Minder dan een bepaalde score: studenten die minder dan het opgegeven cijfer voor hun opdracht hebben behaald.
Meer dan een bepaalde score: studenten die meer dan het opgegeven cijfer voor hun opdracht hebben behaald.
Als je wilt filteren op basis van de performantie over een aantal weken, en dus opdrachten, heen, dan is er geen standaard-oplossing in LEHO om dat te gaan doen. Echter, met de nodige handigheid kunnen we daaromheen werken en kunnen we berichten aan onze studenten over opdrachten heen segementeren:
Exporteer de puntenlijst
Importeer de puntenlijst in een spreadsheet (Excel, Google Sheets, …)
Maak manueel een nieuwe opdracht aan (een nieuwe kolom)
Maak in die kolom het gemiddelde (of andere logica) over de gewenste kolommen heen
Sla het resultaat op als .csv
Importeer terug in LEHO
Op de nieuw aangemaakte kolom kun je nu wel filteren, gesegmenteerde feedback geven etc.
Heb je een groot aantal studenten in jouw opleiding die zelf een stageplaats moeten zoeken? Al eens gedacht aan een stagemarkt?
Sinds enkele jaren slaan de bachelor- en graduaatsopleidingen Toegepaste Informatie, Multimedia en Creative Technologies, Digitale Vormgeving, Internet of Things, Programmeren en Systeem- en Netwerkbeheer de handen in elkaar en organiseren zij bij de start van het academiejaar een stagemarkt voor hun studenten. Ze gaan hiervoor op een gestructureerde manier te werk.
“We merkten meer en meer dat de schaalgrootte van onze groeiende opleiding vroeg om een andere aanpak, en dat we ook efficiënter kunnen werken door de krachten over opleidingen heen te bundelen. Sommige bedrijven kunnen immers verschillende ICT-profielen tewerkstellen. Door de samenwerking over steden heen (Brugge en Kortrijk) kozen we voor een centrale locatie voor de organisatie van onze stagemarkt, namelijk Roeselare”, zegt Kristien Roels, stagecoördinator Toegepaste Informatica en Programmeren.
De stagemarkt is een netwerkevenement* waarbij bedrijven en organisaties hun eigen ‘standje’ hebben. De studenten die een stageplaats zoeken, gaan dan proactief bedrijven aanspreken waar men stage wil gaan doen. De gesprekken gaan door in de namiddag nemen de vorm aan van een speeddate van 15min die de student vooraf moet reserveren bij het bedrijf of de organisatie naar keuze. Centraal daarbij is de eerste kennismaking: voor verdere praktische afspraken dienen ze nog een aparte afspraak te maken. Eens ze op de stagemarkt een ‘mondelinge deal’ hebben met een bedrijf, wordt dit geregistreerd in de stagetool en kunnen verdere inhoudelijke afspraken worden gemaakt.
foto van de stagemarkt in Roeselare
Kristien: “Uiteraard trekken onze studenten hier niet onvoorbereid naartoe: de stagemarkt vindt plaats tijdens de kick-off week en de studenten worden hier enkele dagen op voorhand op voorbereid: ze gaan hun CV opmaken en krijgen een sollicitatietraining. Ze verzamelen informatie over bedrijven die hen aanspreken en bereiden ook de gesprekken voor.”
Omdat de stagemarkt zo populair is (meer dan 100 bedrijven of organisaties zijn aanwezig) hebben we er ook voor gekozen om de dag zo efficiënt mogelijk in te delen. Voor ze in de namiddag in interactie gaan met elkaar, staan in de voormiddag twee aparte infosessies gepland voor respectievelijk studenten en werkgevers:
De stagecoördinatoren en -begeleiders geven praktische en inhoudelijke uitleg over de stage aan studenten
De opleidingsverantwoordelijken stellen de opleiding voor en geven praktische en inhoudelijke uitleg over de stage aan de bedrijven
“De stagemarkt gaat wel gepaard een met niet te onderschatten administratief luik (uitnodigingen versturen, reservaties, lunch, inschrijvingspagina, te reserveren tijdslots voor speeddates, tevredenheidsenquête nadien, opvolgen van studenten…), die we dankzij de administratieve krachten van de clusters kunnen opvangen. Tijdens corona hebben we het event online laten doorgaan en dat was iets minder werk, maar onze enquêtes leerden dat we dit in de toekomst toch best weer fysiek organiseren. De menselijke interactie tijdens zo’n speeddate is erg waardevol”, aldus Kristien.
Meer weten
* Voor de stagemarkt van deze opleidingen betalen de deelnemende bedrijven en organisaties een bijdrage, dit om de kosten te dekken. Het is te overwegen maar uiteraard te bekijken per sector / type werkveld in welke mate dit mogelijk is.
Ook de cluster Business & Media in Kortrijk en de graduaatsopleiding Bouwkundig Tekenen organiseren dergelijke events, respectievelijk onder de naam ‘Job Splash’ en een stagemarkt.
Meer weten over werkplekleren? Contacteer stefanie.sercu@howest.be
Internationalisering krijgt wereldwijd steeds meer aandacht, ook in het hoger onderwijs. Vanzelfsprekend biedt deze realiteit vele (leer)kansen, maar het zet ons ook voor enkele uitdagingen. Hoe kan je hierop inspelen?
In deze blogtip delen we graag een leidraad van het ExpertiseCentrum Hoger Onderwijs van Universiteit Antwerpen. Hierin staan concrete valkuilen en bijhorende handvaten in de omgang en communicatie met (inkomende) studenten die een andere thuiscultuur hebben dan de Vlaamse.
Als kapstok van het document komen zes mogelijke barrières aan bod, gebaseerd op Barna (1997):
Angst, met daaraan gekoppeld ‘culturele shock’
Aannemen van gelijkenissen of verschillen terwijl die er niet zijn
Etnocentrisme
Stereotypen en vooroordelen
Non-verbale misverstanden
Taalverschillen
Interculturele conflicten
Bij wijze van voorbeeld en voorproefje zoomen we alvast in op de barrière rond het aannemen van gelijkenissen en verschillen terwijl die er niet zijn.
We gaan er soms van uit dat ons onderwijssysteem gelijk(aardig) is aan het onderwijssysteem van instromende studenten. Dit is echter vaak niet het geval. Zo kan bijvoorbeeld de voorkennis van de studenten sterk verschillen. Ga hierover in gesprek of neem een toets of quiz af om te weten hoe het met de voorkennis gesteld is. Ook evaluatie wordt wereldwijd divers ingevuld. Bijvoorbeeld mondelinge examens zijn in veel gevallen niet gebruikelijk. Ook de onderwijscultuur kan sterk verschillen. Bijvoorbeeld de mate van hiërarchie/afstand of de verwachtingen rond actieve participatie. Daarnaast kan een lesgever ook verschillen aannemen waar er eigenlijk gelijkenissen zijn.
De beste manier om hier tegenin te gaan is om niet zomaar aan te nemen dat iets of iemand verschillend of gelijkend is zonder dit na te gaan. Ga in gesprek. En stel de verwachtingen naar alle studenten toe heel duidelijk (bvb. verwachtingen m.b.t. participatie in de les, hoe er geëvalueerd wordt, hoe men jou mag aanspreken…). Zo weet iedereen – de culturele verschillen in acht nemend – waar naartoe gewerkt wordt en op welke manier.
Meer weten
Lees meer over de andere barrières via dit document van het ExpertiseCentrum Hoger Onderwijs van Universiteit Antwerpen.
Lees de tips die dienst Internationalisering verzamelt op hun sharepointpagina Professionalisering Internationalisering. Onder het kopje International Classroom vind je nog 2 andere relevante bronnen terug.
Barna, L. M. (1997). Stumbling blocks in intercultural communication. In Samovar, L. A., &Porter,R. E., (1997). Intercultural communication (eighth ed). Belmont, ca: Wadsworth Publishing
Dodona is een online oefenplatform om te leren programmeren. De webapplicatie werd ontwikkeld aan de Universiteit Gent om practica aan grote groepen studenten te ondersteunen. Dodona focust daarom in de eerste plaats op het automatisch testen en geven van feedback op ingediende oplossingen van programmeeroefeningen. Op dit moment ondersteunt Dodona de programmeertalen Python, JavaScript, Java, C#, bash, Prolog, Haskell en R.
Op Dodona kunnen lesgevers een eigen cursus aanmaken, opgebouwd uit verschillende oefeningenreeksen. Ze kunnen hiervoor beroep doen op bestaande cursussen en oefeningen, maar kunnen er ook voor kiezen om zelf aan de slag te gaan en eigen oefeningen en lesmateriaal op te stellen. Dankzij de ingebouwde learning analytics en datavisualisaties is het bovendien eenvoudig om de voortgang van studenten te meten.
Dodona wordt gratis aangeboden voor educatieve doeleinden.
Aanmelden op Dodona
Aanmelden op Dodona kan via je Office 365 account van Howest. Dodona krijgt vervolgens je naam, e-mailadres, en naam van je school doorgestuurd. Op basis hiervan maken ze automatisch een Dodona-account aan de eerste keer dat je aanmeldt. Je wachtwoord wordt op geen enkel moment naar hen doorgestuurd.
Een standaard Dodona-account kan zich vrij inschrijven voor cursussen en onbeperkt oefeningen indienen.
Alle documentatie over Dodona (aanvragen van een account, oefeningen klaar zetten, studenteninformatie) vind je hier.
Digitale toegankelijkheid van leeromgeving en cursusmateriaal zorgt ervoor dat elke student, met of zonder beperkingen, optimaal kan participeren aan het academisch gebeuren en dus maximale leerkansen krijgt. Iedereen is immers gebaat bij overzichtelijke documenten, vlot navigeerbare websites, helder taalgebruik …
We focussen in deze blog op toegankelijke Word-documenten.
Waarom?
Door bij de opmaak van documenten met een aantal aandachtspunten rekening te houden, is er achteraf nauwelijks extra werk om deze bruikbaar en toegankelijk te maken voor iedereen.
Welke documenten?
Een Word-document is het meest toegankelijke formaat voor tekstbestanden. Studenten kunnen de tekst gemakkelijk zelf bewerken (lettergrootte, lettertype, kleur …), vlot voorleessoftware gebruiken, de cursus omzetten naar braille …
Hoe doen?
De ingebouwde functies van Word correct toepassen zorgt voor een maximale toegankelijkheid en faciliteert nadien toegankelijke PDF-documenten (belangrijk bij gebruik van compenserende software).
Instellingen, structuur en lay-out
Gebruik opmaakstijlen. De groep ‘Stijlen’ vind je in het tabblad ‘Start’
Maak opsommingen via ‘Start – Alinea Opsommingstekens of Alinea Nummering of Lijst met meerdere niveaus’
Gebruik voor tekst in kolommen geen ‘Tabel’ maar gebruik een kolomopmaak via tabblad ‘Indeling – Pagina-instelling – Meer kolommen’
Stel de taal van het document in. Dit is belangrijk in functie van gebruik compenserende software. Bij gebruik van meerdere talen is het aangewezen de stukken die in een andere taal staan, te selecteren en hiervoor de juiste taal in te stellen. Dit doe je via het tabblad ‘Controleren – Taal – Controletaal instellen’.
Gebruik een schreefloos lettertype (Arial, Calibri of Verdana) met minimum lettergrootte 12 en regelafstand 1,5.
Gebruik beter vet dan cursief. Gebruik geen volledige woorden in hoofdletters en geen onderstreepte tekst.
Lijn de tekst links uit: dit verhoogt de leesbaarheid.
Zorg voor voldoende contrast tussen achtergrond en kleurcombinaties van de tekst.
Gebruik hyperlinks op de volgende manier: selecteer het kernwoord, de tekst of afbeelding waaraan je de link wil koppelen en plaats daar een hyperlink achter. Vermijd het gebruik van ‘klik hier’ met hyperlink.
Tabellen en afbeeldingen
Maak een tabel op via ‘Invoegen – Tabel invoegen’ (niet via tabtoetsen en spaties) en vermijd samengevoegde cellen in een tabel.
Zorg dat de tabelkop herhaald wordt indien tabellen over meerdere pagina’s lopen. Klik met rechtermuisknop op de tabel, ga naar ‘Tabeleigenschappen’, tabblad ‘Rij – Rij als veldnamenrij herhalen op iedere pagina’.
Zorg dat de informatie begrijpelijk is als de tabel rij per rij gelezen wordt.
Onderbreek de tekst niet, maar plaats de figuur of tabel onder of boven de tekst.
Voorzie elke figuur of tabel van een tekstbeschrijving of passende titel (belangrijk bij gebruik van compenserende software). Klik met de rechtermuisknop op de afbeelding om het dialoogvenster te openen. Klik dan op ‘Indeling en eigenschappen’. Hier kan je de ‘Alternatieve tekst’ ingeven. Bij gebruik van voorleessoftware worden de afbeeldingen dan toegankelijk voor mensen met een visuele beperking. Ook symbolen, vormen, SmartArt en tekeningen hebben een alternatieve tekst nodig in Word.