Header Image - TEACHER LAB

Hoe lesgeven in een interculturele context?

by elke.ruys@howest.be

Internationalisering krijgt wereldwijd steeds meer aandacht, ook in het hoger onderwijs. Vanzelfsprekend biedt deze realiteit vele (leer)kansen, maar het zet ons ook voor enkele uitdagingen. Hoe kan je hierop inspelen?

In deze blogtip delen we graag een leidraad van het ExpertiseCentrum Hoger Onderwijs van Universiteit Antwerpen. Hierin staan concrete valkuilen en bijhorende handvaten in de omgang en communicatie met (inkomende) studenten die een andere thuiscultuur hebben dan de Vlaamse.

Als kapstok van het document komen zes mogelijke barrières aan bod, gebaseerd op Barna (1997):

  1. Angst, met daaraan gekoppeld ‘culturele shock’
  2. Aannemen van gelijkenissen of verschillen terwijl die er niet zijn
  3. Etnocentrisme
  4. Stereotypen en vooroordelen
  5. Non-verbale misverstanden
  6. Taalverschillen
  7. Interculturele conflicten

Bij wijze van voorbeeld en voorproefje zoomen we alvast in op de barrière rond het aannemen van gelijkenissen en verschillen terwijl die er niet zijn.

We gaan er soms van uit dat ons onderwijssysteem gelijk(aardig) is aan het onderwijssysteem van instromende studenten. Dit is echter vaak niet het geval. Zo kan bijvoorbeeld de voorkennis van de studenten sterk verschillen. Ga hierover in gesprek of neem een toets of quiz af om te weten hoe het met de voorkennis gesteld is. Ook evaluatie wordt wereldwijd divers ingevuld. Bijvoorbeeld mondelinge examens zijn in veel gevallen niet gebruikelijk. Ook de onderwijscultuur kan sterk verschillen. Bijvoorbeeld de mate van hiërarchie/afstand of de verwachtingen rond actieve participatie. Daarnaast kan een lesgever ook verschillen aannemen waar er eigenlijk gelijkenissen zijn.

De beste manier om hier tegenin te gaan is om niet zomaar aan te nemen dat iets of iemand verschillend of gelijkend is zonder dit na te gaan. Ga in gesprek. En stel de verwachtingen naar alle studenten toe heel duidelijk (bvb. verwachtingen m.b.t. participatie in de les, hoe er geëvalueerd wordt, hoe men jou mag aanspreken…). Zo weet iedereen – de culturele verschillen in acht nemend – waar naartoe gewerkt wordt en op welke manier.

Meer weten

Lees meer over de andere barrières via dit document van het ExpertiseCentrum Hoger Onderwijs van Universiteit Antwerpen.

Lees de tips die dienst Internationalisering verzamelt op hun sharepointpagina Professionalisering Internationalisering. Onder het kopje International Classroom vind je nog 2 andere relevante bronnen terug.

Andere relevante blogposts

Volledig digitaal alternatief voor Orientation Week.

3, 2, 1 Differentiëren

Bron

Barna, L. M. (1997). Stumbling blocks in intercultural communication. In Samovar, L. A., &Porter,R. E., (1997). Intercultural communication (eighth ed). Belmont, ca: Wadsworth Publishing

ExpertiseCentrum Hoger Onderwijs. (2022). Lesgeven in een interculturele context: mogelijke valkuilen en tips. https://medialibrary.uantwerpen.be/files/53980/27e0c57c-9de8-45c9-b3ac-19f92c3feead.pdf?_gl=1*cfmvx5*_ga*MjEzMDA2NjYxMS4xNjM5MTQzMTg4*_ga_WVC36ZPB1Y*MTY2NDQ2MDYwOS4yLjEuMTY2NDQ2MjMyNS42MC4wLjA.&_ga=2.226098841.225327979.1664460610-2130066611.1639143188

We Teach, We Coach! Procesdifferentiatie in de bacheloropleiding IPO

De oplettende lezer herkent het misschien al, gezien de resultaten van deze Design Class al eens werd toegelicht op de interne studiedag in januari 2020, maar er zijn ook al diverse ‘spin-offs’ van We Teach, We Coach. Denk bv. aan het Teach- en Fast-traject in de bacheloropleiding MCT in het vak Basic Programming (voor meer informatie, klik hier).

Wat is het en waarom doen ze het?

‘We Teach, We Coach’ is een tweesporenbeleid op vlak van differentiatie in het eerstejaarsvak Technologie I (6 sp) van de bacheloropleiding Industrieel Productontwerpen (IPO). Het is het resultaat van een Design Class onder begeleiding van de dienst onderwijs (Stefanie & Alina). Een schematische weergave van de doorlopen stappen vind je hieronder:

Sofie De Grave en Bieke Masselis werden geconfronteerd met een erg diverse instroom van studenten uit het secundair onderwijs (zowel BSO, TSO, KSO en ASO), grote verschillen in voorkennis, zelfregulatie en studievaardigheden. De slaagcijfers van het opleidingsonderdeel waren zeker niet slecht, en Bieke en Sofie deden al heel wat inspanningen, maar ze hadden gevoel gewrongen te zitten tussen het gevoel ‘meer te kunnen doen’ voor hun studenten, en de realiteit van de beperkte lestijd. Ze wilden tot een win-win kunnen komen voor iedereen, namelijk:

  • De slaagkansen (en score) van alle studenten moeten zo hoog mogelijk zijn (ook de goeie studenten laten excelleren)
  • Studenten met voorkennis moeten deze beter kunnen benutten
  • Studenten die graag zelfstandig aan de slag gaan kunnen dat
  • Studenten die het moeilijker hebben (omwille van voorkennis, gebrek aan zelfregulering, …) komen in kleinere groep terecht.

Tijdens de analysefase werd de context van het OLOD grondig in kaart gebracht, evenals de beginsituatie van de studenten. Verschillende mogelijke scenario’s op vlak van differentiatie werden vergeleken. A.d.h.v. het kantelenmodel werden alle leeractiviteiten en instructiemomenten voor de (n)CU* (contact- en niet-contacturen) in kaart gebracht, en dit zowel voor de theorie- en labo-onderdelen.
*COL-uren bestonden toen nog niet.

We Teach, We Coach

Uiteindelijk beslisten Sofie en Bieke om in het vak Technologie te gaan differentiëren op vlak van proces (= in de leeractiviteiten van de studenten, m.n. de werkvormen), wat resulteerde in de twee trajecten: We Teach en We Coach. In het theoriegedeelte wordt aan divergente differentiatie gedaan (in We Teach gebeurt dit via een hoorcollege, studenten van We Coach verwerven de theorie via zelfstudie). In de werksessies die daarop volgen, wordt convergent gedifferentieerd: studenten gaan, na het doorlopen van de zelftest, in heterogeen samengestelde groepen (1 student uit We Coach, 2 studenten uit We Teach) oefeningen maken.

Een schematisch overzicht van beide trajecten:

Determinatietabel: de juiste student matchen aan het juiste traject

Dan rest er uiteindelijk nog de juiste studenten het juiste traject te laten volgen. Om studenten aan het correcte traject te matchen, ontwikkelden Sofie en Bieke een soort zelftest die functioneert als determinatietabel: We Coach (A of B) of We Teach (C, D, E).

De opgenomen criteria zijn een resultaat van grondige analyse van de beginsituatie, die resulteerden in succesfactoren die relevant zijn voor het volgen van een van beide trajecten. Sofie en Bieke analyseerden hiervoor de slaagcijfers, de vooropleiding van studenten en bevroegen ook de studenten die het vak Technologie in de oude stijl hadden gevolgd. Ze lieten hen ook de determinatietabel invullen. Een derde van de studenten gaf daarbij aan waarschijnlijk We Coach gevolgd te willen hebben. Sofie en Bieke mikten dan bij de invoering van het traject op dergelijk aandeel van studenten in We Coach.

Bij de start van het opleidingsonderdeel vult elke student de determinatietabel in. Daaruit vloeit dan een advies voor We Coach of We Teach. De resultaten zijn adviserend; studenten kiezen zelf welk traject ze zullen volgen. Ze kunnen gedurende de looptijd van het OLOD ook nog wisselen van traject.

Sofie en Bieke bouwden ook diverse tussentijdse evaluatiemomenten (zowel formatief als summatief) in zodat ze studenten op tijd kunnen bijsturen waar nodig.

Evaluatie van We Coach, We Teach

Sinds de invoering van We Teach en We Coach merk ik een andere vibe in de klas. De studenten zijn enthousiaster, gemotiveerder. (Sofie)

Wat waren nu de resultaten van de invoering van deze trajecten? Hieronder een overzicht:

  • Het is een van de mogelijke verklaringen voor het hoger slaagcijfer binnen het opleidingsonderdeel
  • Zoals gehoopt, kiest inderdaad 30% van de instromende studenten voor We Coach.
  • Sommige studenten kiezen doorheen de looptijd van het opleidingsonderdeel voor een combinatie van beide trajecten.
  • De online filmpjes die werden gemaakt voor We Coach, worden ook bekeken door de We Teach-ers.
  • De lectoren geven aan dat er sinds de invoering van beide trajecten een specifieke vibe in het leslokaal hangt. De studenten zijn gemotiveerder, ze hebben respect voor elkaars verschillen in voorkennis en zien hiervan de meerwaarde in, enz.
  • Omwille van het succes, zal deze aanpak ook doorgetrokken worden in het opleidingsonderdeel Technologie II.

Andere relevante blogposts?

Design Class aan Howest
Wat is differentiatie?
Drie, twee, één, differentiëren!

Meer weten?

Neem contact op met stefanie.sercu@howest.be

3, 2, 1, Differentiëren!

1) Differentiëren, hoe begin ik er nu eigenlijk aan?

Voor je start met differentiëren, breng je best de competenties van de studentengroep waaraan je lesgeeft, ofwel de beginsituatie, in kaart.

Ten eerste zijn de onderwijskenmerken een cruciaal onderdeel van de beginsituatie.

Denk hierbij aan jouw eigen persoonlijkheid als lesgever: welk type lesgever ben je of wil je zijn? Wat zijn/waren jouw eigen leervoorkeuren? Met welke motivatie sta je voor de klas en wat zijn de hogere doelen die je wenst te bereiken met jouw studenten?

Onderwijskenmerken gaan ook breder: welke lokalen en didactisch materiaal heb je ter beschikking, welk leerklimaat en welke visie heerst er binnen de opleiding en de onderwijsinstelling waarin je werkt?

Neem even de tijd om deze vragen voor jezelf te beantwoorden.

Daarnaast breng je, vooraleer je gaat differentiëren, best de kenmerken van de studentengroep waaraan je lesgeeft, ofwel de beginsituatie, in kaart. Dit doe je niet enkel bij de start van jouw OLOD, maar best bij het begin van elke les.

Volgens Struyven et al. (2015) zijn er vier studentenkenmerken die relevant zijn binnen de leercontext van studenten: (1) competenties, (2) interesses, (3) leervoorkeuren en leertempo en (4) achtergrondkenmerken. Voor meer informatie, zie de tabel hieronder. Inzicht in deze aspecten geeft jou een indicatie waar je moet beginnen, en kan studenten inzicht geven waar ze zich bevinden en waar ze naartoe moeten.

Competenties Interesses
Cognitieve: vaardigheden om intelligentie optimaal te benutten (info opslaan, verwerken, verbinden, problemen oplossen)

Metacognitieve
: kennis over het eigen leren

Sociaal-affectieve: de motivatie, het omgaan met anderen, omgaan met gevoelens

(Psycho-)motorische
: fysieke vaardigheden, zowel grove als fijne motoriek
Interesses, passies, huidige trends die leven bij de studentengroep waaraan je lesgeeft.
Leervoorkeuren en leertempo Achtergrondkenmerken
De manier waarop studenten graag en/of goed leren (’s ochtends of ’s avonds, alleen of samen, op papier of digitaal, al doende of al luisterend, visuele schema’s of samenvattingen in woorden, van detail > overzicht of van overzicht > detail, enz.)

Leertempo: snelheid waarmee wordt geleerd
Grootste kracht = variatie in didactische aanpak.
Waar je d.m.v. onderwijs niets of weinig kunt aan veranderen (bv. afkomst, cultuur, thuistaal, socio-economische achtergrond).

Let wel: wanneer je als lector differentieert, speel je niet altijd in op één bepaalde categorie van studentenkenmerken, maar dikwijls op verschillende differentiatievragen tegelijk.

Maar niet enkel de individuele beginsituatie van een student maar ook de samenstelling van de klasgroep is hierbij belangrijk. Je moet weten hoe groot de verschillen tussen de studenten zijn om je didactiek daarop af te stemmen. Ga ook na welk affectief klimaat er heerst in de studentengroep: een positief leefklimaat bevordert het leren.