Header Image - TEACHER LAB

Kwaliteitsvol evalueren samen met het werkveld: hoe pak je dat aan?

Binnen het lerend netwerk werkplekleren, getrokken vanuit de dienst Onderwijs, stond tijdens het academiejaar ’21-22 het topic “Kwaliteitsvol evalueren samen met het werkveld” centraal. Daarvoor werden twee vergaderingen georganiseerd:

  1. Een toelichting van het Howest toetsbeleid met daarbij de toepassing op evalueren in samenwerking met het werkveld. Daarna kregen de opleidingsvertegenwoordigers de opdracht om hun individuele analyse van hun toetsbeleid i.s.m. het werkveld in groep te bespreken, sterktes en knelpunten te identificeren en vervolgens via intervisie tips & tricks uit te wisselen.
  2. Een “ervaren” opleiding (ic. bachelor Ergotherapie) lichtte toe hoe zij de kwaliteitsvolle evaluatie samen met het werkveld op curriculumniveau aanpakten. Daarna volgde nog een intervisiemoment.

Deze blogpost bevat de belangrijkste bevindingen van deze sessies.

  1. De basis: voldoen aan de kwaliteitsvereisten

Een korte herhaling: kwaliteitsvol evalueren aan Howest is…

Een gelaagd begrip: must haves en nice to haves

Voor een uitgebreide uitleg: https://teachlab.howest.be/index.php/2020/04/14/kader-kwaliteitsvol-toetsen/

2. Evalueren samen met het werkveld = een extra laag in de evaluatie

Wanneer we die kwaliteitsvereisten bekijken, dan kunnen we concluderen dat het binnen de context van werkplekleren vrij evident is om aan de nice to haves (ic. zelfsturing / authenticiteit en betekenisvolheid) te voldoen. Echter, doordat er tijdens het werkplekleren een extra laag bijkomt (nl. een andere context en een andere evaluator), is extra aandacht vereist om aan de must haves (validiteit, transparantie en betrouwbaarheid) te voldoen.

Hieronder vind je de belangrijkste tips om de validiteit, betrouwbaarheid en transparantie te garanderen binnen een opleidingsteam. Echter is het als opleiding cruciaal dat als het werkveld de studenten mee evalueert, het werkveld ook geïnformeerd is en betrokken wordt bij deze afspraken op opleidingsniveau. Dit kan bijvoorbeeld via een intakegesprek, een infosessie, voldoende tussentijdse opvolging, … bekomen worden.

Voorbeelden

Vervolgens gingen de opleidingen aan de slag om hun eigen evaluatie(beleid) samen met het werkveld in kaart te brengen. Ze gebruiken hiervoor een tool ontwikkeld vanuit het beleidsproject werkplekleren van de dienst Onderwijs.

Analyseoefening: hieronder vind je een mooi voorbeeld van een ingevulde analyseoefening (met dank aan Sylvie Desmet van het graduaat Marketing- en communicatiesupport!) met aangehaalde sterktes en aandachtspunten. Sowieso is dit eens een interessante reflectieoefening om eens te maken als opleiding. Het sjabloon is beschikbaar onderaan deze post.

3. Concrete good practice

Tijdens de tweede sessie stond de good practice van de bacheloropleiding Ergotherapie centraal, gegeven door OC Eveline Van Cauwenberghe. Hieronder vind je de slides van Eveline met heel wat bruikbare tips en tricks op opleidings- en opleidingsonderdeelniveau. (waarvoor grote dank!) Dit kan een inspiratie bieden voor de afspraken binnen jouw eigen opleiding.

We lichten hierbij enkele interessante tips uit:

  • Inventariseer waar en hoe in het curriculum dat je samenwerkt met het werkveld (tip: gebruik hiervoor de WPL-scan en evalueer die jaarlijks zodat die up to date blijft)
  • Hanteer consequent eenzelfde systematische manier van scoren over alle gelijkaardige OLOD’s heen. Zo kiest ergotherapie voor een vaste zespuntenschaal gaande van ruim onvoldoende tot uitmuntend, en zijn de evaluatiecriteria gedragsindicatoren die vertaald werden vanuit de leerdoelen uit het competentietraject. Sommige criteria wegen daarbij sterker door dan andere.
  • Geef de mogelijkheid en ruimte om aanvullende informatie bij de evaluaties te schrijven. Zorg ervoor dat er bij elke scoring ook specifieke voorbeelden uit de praktijk kunnen aangehaald worden die deze toegekende score onderschrijven.
  • Neem de tijd om de stakeholders (zowel studenten als werkveld!) uitgebreid te informeren omtrent de manier van evalueren. Dit kan bv. via een infomoment. Voorzie daarbij ook een leidraad op papier die men eens op het gemak kan nalezen
  • Durf de stakeholders (zowel studenten als werkveld) te betrekken bij het opstellen en optimaliseren (en eventueel bijsturen) van de evaluatiecriteria. Zij kunnen als ervaringsdeskundige waardevolle feedback leveren hieromtrent.
  • Laat student en werkveld de documenten op voorhand invullen en kom tijdens de (tussentijdse) evaluatie tot een document dat het resultaat is van een consensus is tussen beide partijen.
  • Maak afspraken op opleidingsniveau omtrent de opvolging en evaluatie van de studenten. Bouw (eventueel extra) tussentijdse evaluaties in en houd vinger aan de pols bij de studenten waar het moeilijker loopt.
  • De eindscore is niet het doel op zich, maar een optelsom van de evaluatiecriteria en de weging hiervan die eraan achterliggend is. De opleiding blijft degene die de finale score toewijst.
  • Evalueer op regelmatige wijze of de evaluatiecriteria alle competenties voldoende SMART meten en afdekken (liefst jaarlijks). Doe daarvoor kalibratieoefeningen met het team waarbij je ‘zeer goede’, ‘goede’ en ‘onvoldoendes’ door meerdere paar ogen laat bekijken.

Meer weten?

Wil je hiermee aan de slag gaan in jouw opleiding en wens je hierbij ondersteuning van de dienst Onderwijs? Of heb je interesse om deel te nemen aan het lerend netwerk werkplekleren? Contacteer gerust stefanie.sercu@howest.be

Bronnen

  • Leidraden dienst onderwijs omtrent kwaliteitsvol toetsen, raadpleegbaar via deze link: Kwaliteitsvol toetsen
  • Sjabloon analyseoefening kwaliteitsvol evalueren i.s.m. werkveld:

Matchen van student en stageplaats: stagemarkt als good practice

Heb je een groot aantal studenten in jouw opleiding die zelf een stageplaats moeten zoeken? Al eens gedacht aan een stagemarkt?

Sinds enkele jaren slaan de bachelor- en graduaatsopleidingen Toegepaste Informatie, Multimedia en Creative Technologies, Digitale Vormgeving, Internet of Things, Programmeren en Systeem- en Netwerkbeheer de handen in elkaar en organiseren zij bij de start van het academiejaar een stagemarkt voor hun studenten. Ze gaan hiervoor op een gestructureerde manier te werk.

“We merkten meer en meer dat de schaalgrootte van onze groeiende opleiding vroeg om een andere aanpak, en dat we ook efficiënter kunnen werken door de krachten over opleidingen heen te bundelen. Sommige bedrijven kunnen immers verschillende ICT-profielen tewerkstellen. Door de samenwerking over steden heen (Brugge en Kortrijk) kozen we voor een centrale locatie voor de organisatie van onze stagemarkt, namelijk Roeselare”, zegt Kristien Roels, stagecoördinator Toegepaste Informatica en Programmeren.

De stagemarkt is een netwerkevenement* waarbij bedrijven en organisaties hun eigen ‘standje’ hebben. De studenten die een stageplaats zoeken, gaan dan proactief bedrijven aanspreken waar men stage wil gaan doen. De gesprekken gaan door in de namiddag nemen de vorm aan van een speeddate van 15min die de student vooraf moet reserveren bij het bedrijf of de organisatie naar keuze. Centraal daarbij is de eerste kennismaking: voor verdere praktische afspraken dienen ze nog een aparte afspraak te maken. Eens ze op de stagemarkt een ‘mondelinge deal’ hebben met een bedrijf, wordt dit geregistreerd in de stagetool en kunnen verdere inhoudelijke afspraken worden gemaakt.

foto van de stagemarkt in Roeselare

Kristien: “Uiteraard trekken onze studenten hier niet onvoorbereid naartoe: de stagemarkt vindt plaats tijdens de kick-off week en de studenten worden hier enkele dagen op voorhand op voorbereid: ze gaan hun CV opmaken en krijgen een sollicitatietraining. Ze verzamelen informatie over bedrijven die hen aanspreken en bereiden ook de gesprekken voor.”

Omdat de stagemarkt zo populair is (meer dan 100 bedrijven of organisaties zijn aanwezig) hebben we er ook voor gekozen om de dag zo efficiënt mogelijk in te delen. Voor ze in de namiddag in interactie gaan met elkaar, staan in de voormiddag twee aparte infosessies gepland voor respectievelijk studenten en werkgevers:

  • De stagecoördinatoren en -begeleiders geven praktische en inhoudelijke uitleg over de stage aan studenten
  • De opleidingsverantwoordelijken stellen de opleiding voor en geven praktische en inhoudelijke uitleg over de stage aan de bedrijven

“De stagemarkt gaat wel gepaard een met niet te onderschatten administratief luik (uitnodigingen versturen, reservaties, lunch, inschrijvingspagina, te reserveren tijdslots voor speeddates, tevredenheidsenquête nadien, opvolgen van studenten…), die we dankzij de administratieve krachten van de clusters kunnen opvangen. Tijdens corona hebben we het event online laten doorgaan en dat was iets minder werk, maar onze enquêtes leerden dat we dit in de toekomst toch best weer fysiek organiseren. De menselijke interactie tijdens zo’n speeddate is erg waardevol”, aldus Kristien.

Meer weten

  • * Voor de stagemarkt van deze opleidingen betalen de deelnemende bedrijven en organisaties een bijdrage, dit om de kosten te dekken. Het is te overwegen maar uiteraard te bekijken per sector / type werkveld in welke mate dit mogelijk is.
  • Ook de cluster Business & Media in Kortrijk en de graduaatsopleiding Bouwkundig Tekenen organiseren dergelijke events, respectievelijk onder de naam ‘Job Splash’ en een stagemarkt.
  • Meer weten over werkplekleren? Contacteer stefanie.sercu@howest.be

We Teach, We Coach! Procesdifferentiatie in de bacheloropleiding IPO

De oplettende lezer herkent het misschien al, gezien de resultaten van deze Design Class al eens werd toegelicht op de interne studiedag in januari 2020, maar er zijn ook al diverse ‘spin-offs’ van We Teach, We Coach. Denk bv. aan het Teach- en Fast-traject in de bacheloropleiding MCT in het vak Basic Programming (voor meer informatie, klik hier).

Wat is het en waarom doen ze het?

‘We Teach, We Coach’ is een tweesporenbeleid op vlak van differentiatie in het eerstejaarsvak Technologie I (6 sp) van de bacheloropleiding Industrieel Productontwerpen (IPO). Het is het resultaat van een Design Class onder begeleiding van de dienst onderwijs (Stefanie & Alina). Een schematische weergave van de doorlopen stappen vind je hieronder:

Sofie De Grave en Bieke Masselis werden geconfronteerd met een erg diverse instroom van studenten uit het secundair onderwijs (zowel BSO, TSO, KSO en ASO), grote verschillen in voorkennis, zelfregulatie en studievaardigheden. De slaagcijfers van het opleidingsonderdeel waren zeker niet slecht, en Bieke en Sofie deden al heel wat inspanningen, maar ze hadden gevoel gewrongen te zitten tussen het gevoel ‘meer te kunnen doen’ voor hun studenten, en de realiteit van de beperkte lestijd. Ze wilden tot een win-win kunnen komen voor iedereen, namelijk:

  • De slaagkansen (en score) van alle studenten moeten zo hoog mogelijk zijn (ook de goeie studenten laten excelleren)
  • Studenten met voorkennis moeten deze beter kunnen benutten
  • Studenten die graag zelfstandig aan de slag gaan kunnen dat
  • Studenten die het moeilijker hebben (omwille van voorkennis, gebrek aan zelfregulering, …) komen in kleinere groep terecht.

Tijdens de analysefase werd de context van het OLOD grondig in kaart gebracht, evenals de beginsituatie van de studenten. Verschillende mogelijke scenario’s op vlak van differentiatie werden vergeleken. A.d.h.v. het kantelenmodel werden alle leeractiviteiten en instructiemomenten voor de (n)CU* (contact- en niet-contacturen) in kaart gebracht, en dit zowel voor de theorie- en labo-onderdelen.
*COL-uren bestonden toen nog niet.

We Teach, We Coach

Uiteindelijk beslisten Sofie en Bieke om in het vak Technologie te gaan differentiëren op vlak van proces (= in de leeractiviteiten van de studenten, m.n. de werkvormen), wat resulteerde in de twee trajecten: We Teach en We Coach. In het theoriegedeelte wordt aan divergente differentiatie gedaan (in We Teach gebeurt dit via een hoorcollege, studenten van We Coach verwerven de theorie via zelfstudie). In de werksessies die daarop volgen, wordt convergent gedifferentieerd: studenten gaan, na het doorlopen van de zelftest, in heterogeen samengestelde groepen (1 student uit We Coach, 2 studenten uit We Teach) oefeningen maken.

Een schematisch overzicht van beide trajecten:

Determinatietabel: de juiste student matchen aan het juiste traject

Dan rest er uiteindelijk nog de juiste studenten het juiste traject te laten volgen. Om studenten aan het correcte traject te matchen, ontwikkelden Sofie en Bieke een soort zelftest die functioneert als determinatietabel: We Coach (A of B) of We Teach (C, D, E).

De opgenomen criteria zijn een resultaat van grondige analyse van de beginsituatie, die resulteerden in succesfactoren die relevant zijn voor het volgen van een van beide trajecten. Sofie en Bieke analyseerden hiervoor de slaagcijfers, de vooropleiding van studenten en bevroegen ook de studenten die het vak Technologie in de oude stijl hadden gevolgd. Ze lieten hen ook de determinatietabel invullen. Een derde van de studenten gaf daarbij aan waarschijnlijk We Coach gevolgd te willen hebben. Sofie en Bieke mikten dan bij de invoering van het traject op dergelijk aandeel van studenten in We Coach.

Bij de start van het opleidingsonderdeel vult elke student de determinatietabel in. Daaruit vloeit dan een advies voor We Coach of We Teach. De resultaten zijn adviserend; studenten kiezen zelf welk traject ze zullen volgen. Ze kunnen gedurende de looptijd van het OLOD ook nog wisselen van traject.

Sofie en Bieke bouwden ook diverse tussentijdse evaluatiemomenten (zowel formatief als summatief) in zodat ze studenten op tijd kunnen bijsturen waar nodig.

Evaluatie van We Coach, We Teach

Sinds de invoering van We Teach en We Coach merk ik een andere vibe in de klas. De studenten zijn enthousiaster, gemotiveerder. (Sofie)

Wat waren nu de resultaten van de invoering van deze trajecten? Hieronder een overzicht:

  • Het is een van de mogelijke verklaringen voor het hoger slaagcijfer binnen het opleidingsonderdeel
  • Zoals gehoopt, kiest inderdaad 30% van de instromende studenten voor We Coach.
  • Sommige studenten kiezen doorheen de looptijd van het opleidingsonderdeel voor een combinatie van beide trajecten.
  • De online filmpjes die werden gemaakt voor We Coach, worden ook bekeken door de We Teach-ers.
  • De lectoren geven aan dat er sinds de invoering van beide trajecten een specifieke vibe in het leslokaal hangt. De studenten zijn gemotiveerder, ze hebben respect voor elkaars verschillen in voorkennis en zien hiervan de meerwaarde in, enz.
  • Omwille van het succes, zal deze aanpak ook doorgetrokken worden in het opleidingsonderdeel Technologie II.

Andere relevante blogposts?

Design Class aan Howest
Wat is differentiatie?
Drie, twee, één, differentiëren!

Meer weten?

Neem contact op met stefanie.sercu@howest.be

3, 2, 1, Differentiëren!

1) Differentiëren, hoe begin ik er nu eigenlijk aan?

Voor je start met differentiëren, breng je best de competenties van de studentengroep waaraan je lesgeeft, ofwel de beginsituatie, in kaart.

Ten eerste zijn de onderwijskenmerken een cruciaal onderdeel van de beginsituatie.

Denk hierbij aan jouw eigen persoonlijkheid als lesgever: welk type lesgever ben je of wil je zijn? Wat zijn/waren jouw eigen leervoorkeuren? Met welke motivatie sta je voor de klas en wat zijn de hogere doelen die je wenst te bereiken met jouw studenten?

Onderwijskenmerken gaan ook breder: welke lokalen en didactisch materiaal heb je ter beschikking, welk leerklimaat en welke visie heerst er binnen de opleiding en de onderwijsinstelling waarin je werkt?

Neem even de tijd om deze vragen voor jezelf te beantwoorden.

Daarnaast breng je, vooraleer je gaat differentiëren, best de kenmerken van de studentengroep waaraan je lesgeeft, ofwel de beginsituatie, in kaart. Dit doe je niet enkel bij de start van jouw OLOD, maar best bij het begin van elke les.

Volgens Struyven et al. (2015) zijn er vier studentenkenmerken die relevant zijn binnen de leercontext van studenten: (1) competenties, (2) interesses, (3) leervoorkeuren en leertempo en (4) achtergrondkenmerken. Voor meer informatie, zie de tabel hieronder. Inzicht in deze aspecten geeft jou een indicatie waar je moet beginnen, en kan studenten inzicht geven waar ze zich bevinden en waar ze naartoe moeten.

Competenties Interesses
Cognitieve: vaardigheden om intelligentie optimaal te benutten (info opslaan, verwerken, verbinden, problemen oplossen)

Metacognitieve
: kennis over het eigen leren

Sociaal-affectieve: de motivatie, het omgaan met anderen, omgaan met gevoelens

(Psycho-)motorische
: fysieke vaardigheden, zowel grove als fijne motoriek
Interesses, passies, huidige trends die leven bij de studentengroep waaraan je lesgeeft.
Leervoorkeuren en leertempo Achtergrondkenmerken
De manier waarop studenten graag en/of goed leren (’s ochtends of ’s avonds, alleen of samen, op papier of digitaal, al doende of al luisterend, visuele schema’s of samenvattingen in woorden, van detail > overzicht of van overzicht > detail, enz.)

Leertempo: snelheid waarmee wordt geleerd
Grootste kracht = variatie in didactische aanpak.
Waar je d.m.v. onderwijs niets of weinig kunt aan veranderen (bv. afkomst, cultuur, thuistaal, socio-economische achtergrond).

Let wel: wanneer je als lector differentieert, speel je niet altijd in op één bepaalde categorie van studentenkenmerken, maar dikwijls op verschillende differentiatievragen tegelijk.

Maar niet enkel de individuele beginsituatie van een student maar ook de samenstelling van de klasgroep is hierbij belangrijk. Je moet weten hoe groot de verschillen tussen de studenten zijn om je didactiek daarop af te stemmen. Ga ook na welk affectief klimaat er heerst in de studentengroep: een positief leefklimaat bevordert het leren.

Wat is differentiatie?

Onze studentenpopulatie kent een grote diversiteit: studenten verschillen van elkaar in interesses, talenten, voorkennis, culturele achtergrond, denkvaardigheden, zelfredzaamheid, sociale omgang, affectieve vaardigheden, enz. Dat maakt het leerproces uniek voor elke student, maar maakt het voor jou als lector soms een pittige uitdaging om les te geven.

Volgens het model van Struyven et al. (2019) onderscheiden we volgende soorten differentiatie:

  • Externe differentiatie: differentiatie op het niveau van de onderwijsinstelling en/of opleiding(en). Hierbij komt extra onderwijskundige en praktische organisatie bij kijken (bv. aangepaste roostering, aangepaste begeleiding en evaluatie, begeleidingsdocumenten, etc.). Dergelijke vormen van differentiatie worden dus best ruim op voorhand voorbereid, in samenspraak met de opleidingsdirecteur en de dienst onderwijs. Bv. een honoursprogramma waarbij een project in samenwerking met het werkveld een of meerdere OLODs vervangt (bv. honoursprogramma in Hangar K met de opleidingen Devine, IPO en DAE).
  • Interne differentiatie: differentiatie op lesniveau door als lector proactief in te spelen op verschillen tussen studenten.
    • Inhoud: in de doelstellingen;
    • Proces: binnen de aspecten van een krachtige leeromgeving: de leerinhouden, didactische werkvormen, media/onderwijsleermiddelen, groeperingsvormen en/of opvoedingsrelatie;
    • Product: op vlak van evaluatie.

Binnen deze drie aspecten kun je gaan differentiëren op vlak van niveau (verschillen in cognitieve vaardigheden: bv. intelligentie, metacognitieve vaardigheden, leervoorkeuren), tempo (verschillen in de snelheid van verwerving en/of verwerking van leerstof) en interesses.

Interne differentiatie is dus gerelateerd aan elk onderdeel van het didactisch model van De Corte (Standaert, 2012): de beginsituatie, doelstellingen, onderwijsleeromgeving (didactische werkvormen, opvoedingsrelatie, leerinhouden, media) en evaluatie.

Rubrics: vraag & antwoord, tips en stappenplan

Wat is het?

Een rubric is een instrument om mee te evalueren. Je kan het zien als een uitgeschreven voorschrift om een prestatie of een product mee te waarderen. Kenmerkend voor een rubric is dat je de evaluatiecriteria overzichtelijk weergeeft. Daardoor weten leerlingen of studenten goed wat hen te doen staat, en waarop ze geëvalueerd worden.

Rubrics zijn zowel geschikt om te beoordelen op het einde van de rit (summatief evalueren) als om onderweg feedback te geven en zo het leerproces bij te sturen (formatief evalueren).

Waarom belangrijk?

Rubrics zijn een zeer waardevol en kwaliteitsvol instrument voor evaluatie. Een goede rubric is echter niet eenvoudig op te maken. Vanuit de opleidingen krijgen we dan ook regelmatig vragen rond het opmaken van rubrics. Wat is een rubric nu eigenlijk? Wanneer zijn ze nuttig? Hoe begin je er aan? Waar houd je best rekening mee?

Hoe doen?

Deze inspirerende blogpost van Saskia Vandeputte van Schoolmakers vat het wat, waarom en hoe van rubrics heel mooi samen. Er wordt daarnaast een stappenplan beschreven, interessante tips meegegeven, etc.

https://www.schoolmakers.be/differentieren/rubrics/

Relevante blogtips

Volgende blogtips kunnen je ook interesseren:

Bron

https://www.schoolmakers.be/differentieren/rubrics/