3, 2, 1, Differentiëren!

1) Differentiëren, hoe begin ik er nu eigenlijk aan?

Voor je start met differentiëren, breng je best de competenties van de studentengroep waaraan je lesgeeft, ofwel de beginsituatie, in kaart.

Ten eerste zijn de onderwijskenmerken een cruciaal onderdeel van de beginsituatie.

Denk hierbij aan jouw eigen persoonlijkheid als lesgever: welk type lesgever ben je of wil je zijn? Wat zijn/waren jouw eigen leervoorkeuren? Met welke motivatie sta je voor de klas en wat zijn de hogere doelen die je wenst te bereiken met jouw studenten?

Onderwijskenmerken gaan ook breder: welke lokalen en didactisch materiaal heb je ter beschikking, welk leerklimaat en welke visie heerst er binnen de opleiding en de onderwijsinstelling waarin je werkt?

Neem even de tijd om deze vragen voor jezelf te beantwoorden.

Daarnaast breng je, vooraleer je gaat differentiëren, best de kenmerken van de studentengroep waaraan je lesgeeft, ofwel de beginsituatie, in kaart. Dit doe je niet enkel bij de start van jouw OLOD, maar best bij het begin van elke les.

Volgens Struyven et al. (2015) zijn er vier studentenkenmerken die relevant zijn binnen de leercontext van studenten: (1) competenties, (2) interesses, (3) leervoorkeuren en leertempo en (4) achtergrondkenmerken. Voor meer informatie, zie de tabel hieronder. Inzicht in deze aspecten geeft jou een indicatie waar je moet beginnen, en kan studenten inzicht geven waar ze zich bevinden en waar ze naartoe moeten.

Competenties Interesses
Cognitieve: vaardigheden om intelligentie optimaal te benutten (info opslaan, verwerken, verbinden, problemen oplossen)

Metacognitieve
: kennis over het eigen leren

Sociaal-affectieve: de motivatie, het omgaan met anderen, omgaan met gevoelens

(Psycho-)motorische
: fysieke vaardigheden, zowel grove als fijne motoriek
Interesses, passies, huidige trends die leven bij de studentengroep waaraan je lesgeeft.
Leervoorkeuren en leertempo Achtergrondkenmerken
De manier waarop studenten graag en/of goed leren (’s ochtends of ’s avonds, alleen of samen, op papier of digitaal, al doende of al luisterend, visuele schema’s of samenvattingen in woorden, van detail > overzicht of van overzicht > detail, enz.)

Leertempo: snelheid waarmee wordt geleerd
Grootste kracht = variatie in didactische aanpak.
Waar je d.m.v. onderwijs niets of weinig kunt aan veranderen (bv. afkomst, cultuur, thuistaal, socio-economische achtergrond).

Let wel: wanneer je als lector differentieert, speel je niet altijd in op één bepaalde categorie van studentenkenmerken, maar dikwijls op verschillende differentiatievragen tegelijk.

Maar niet enkel de individuele beginsituatie van een student maar ook de samenstelling van de klasgroep is hierbij belangrijk. Je moet weten hoe groot de verschillen tussen de studenten zijn om je didactiek daarop af te stemmen. Ga ook na welk affectief klimaat er heerst in de studentengroep: een positief leefklimaat bevordert het leren.

2) Hoe krijg je nu zicht op de beginsituatie?

Idealiter breng je minstens bij de start van elk OLOD de beginsituatie van jouw studentengroep in kaart. Maar eigenlijk is het interessant om op regelmatige basis de competenties (m.n. cognitieve competenties zoals voorkennis) en interesses van studenten in kaart te brengen, bv. bij de start van elke les!
Dit kan immers een grote meerwaarde betekenen voor het ontwerpen van jouw lespraktijk en het verdere verloop van de les. Op die manier weet je namelijk wie er voor jou zit en kun je ook bepaalde acties en/of aanpassingen inbouwen in jouw lessen om hierop in te spelen.
Daarnaast is de informatie die je ermee verkrijgt, ook interessant voor studenten: ze leren zichzelf (het maakt hen bewuster van hun eigen kennen en kunnen) en hun medestudenten beter kennen.

Hieronder vind je een overzicht van methodieken en tools die jou kunnen ondersteunen bij het in kaart brengen van de beginsituatie:

Cognitieve en metacognitieve competenties

Cognitieve competenties in kaart d.m.v… (werkvorm)Tools (niet-limitatief)
(Instap)Test of Beginmeting en/of bijhorende Observatie: wat loopt (niet) goed, welke noden zijn er?
Eventueel door studenten onderling laten bespreken en daarna klassikaal overlopen.

(Eind)Test afnemen bij de start: op deze manier krijgen studenten zicht op wat het resultaat moet zijn en wat er van hen wordt verwacht.
Digitaal via Leho: toets of vragenlijst in een module
Wooclap (geïntegreerd in Leho): vragen stellen, quizjes lanceren met diverse vraagtypes
Test op papier
Notuleren, bv. via One minute test: kernvraag opstellen (bv. “wat weet je over…?”) en alles laten opsommen wat studenten over het onderwerp weten.

Laat studenten een Mindmap maken.

Neem een Quiz af bij de studenten.

Bevraag in een Groepsgesprek bij studenten wat ze verwachten van de les en het vak. Wat willen ze kennen/kunnen na afloop? Match dit dan ook met de doelstellingen.

Notuleren
en Wat wil je leren: studenten een drietal vragen laten beantwoorden: Wat weet ik al over dit thema? Wat wil ik zeker bijleren over dit thema? Wat onthoud ik zeker van dit thema?
Wooclap (geïntegreerd in Leho): vragen stellen, quizjes lanceren met diverse vraagtypes
Op papier
Post-its
Op bord laten schrijven
Klasgesprek  

Gebruik deze informatie ook actief als input bij de verdere vormgeving van je les door het te relateren aan de doelstellingen van jouw OLOD en/of jouw les.

Hieronder enkele methodieken om de metacognitieve competenties in kaart te brengen. Deze zaken kunnen zowel als vraag ingebouwd worden op een test, en kunnen zowel op papier, digitaal als mondeling uitgewerkt worden.

Metacognitieve competenties in kaart d.m.v. volgende werkvorm(en) (niet-limitatief)
Exit ticket: Laat studenten reflecteren over hun gedrag, mate van beheersing leerstof, eigen leerdoelen, etc. Dit kun je dan eventueel koppelen aan actiepunten en/of nieuwe doelstellingen.

Drie-twee-een
: Na de les drie zaken op te schrijven die ze hebben geleerd, 2 zaken die ze interessant vonden en 1 iets waar ze nog meer informatie over willen.

Venn diagram: In de linkerkant van het venndiagram noteert de student bij aanvang les wat hij al weet over het onderwerp. Op het einde van de les in rechterdeel wat hij heeft bijgeleerd en in gemeenschappelijk deel de relatie tussen wat in linker- en rechterdeel staat.

Werken met schaalvragen = coachingmethodiek: studenten zichzelf laten inschatten van 0 tot 5 t.o.v. het vooropgestelde doel. Verwoord wat 5 betekent (= bereiken doelstelling). Dit kan zeer nuttig zijn tijdens individuele begeleidingsgesprekken en stimuleert probleemoplossende vaardigheden (studenten leren zichzelf inschatten, verantwoordelijkheid nemen).

Persoonlijke leerdoelen en actiepunten laten formuleren o.b.v. een (formatieve) Test.

Reflectie na de eerste test, die ook wordt teruggekoppeld naar de student(en).

Om een globaal beeld te krijgen op de metacognitieve competenties en motivatie (zie hieronder) kun je (op diverse tijdstippen, bv. bij de start van elk semester) op opleidingsniveau ook de Lemo-test afnemen bij studenten, die peilt naar verwerkingsstrategieën, motivatie en sturingsstrategieën. Studenten krijgen na het invullen een individueel rapport, als lector krijg je een groepsrapport waarbij je de sterktes en knelpunten kunt afleiden. Op basis hiervan kun je jouw lespraktijk aanpassen aan de studenten(groep) die voor je zit. Voor meer informatie, zie de website van Stuvo (map onderaan: Lemo-test) of contacteer het aanspreekpunt studentenbegeleiding van jouw opleiding.

Voorkeuren en interesses

Als lector weten wat er leeft binnen de leefwereld van de studenten en dit integreren binnen jouw lessen, geeft de studenten het gevoel ‘gehoord’ te worden. Het is ook interessant om in jouw lessen expliciet de link te maken tussen jouw lessen en hun latere beroepspraktijk. Dit wakkert hun belangstelling aan, waardoor studenten gemotiveerder zijn (en dus beter zullen leren).

Zicht krijgen op de voorkeuren en interesses van jouw studenten kun je o.a. door middel van:

  • Een individueel gesprek met de student
  • Een groepsgesprek, dus een gesprek met de volledige studentengroep: dit creëert dan ook een open sfeer
  • De studenten zelf topics voor bepaalde opdrachten laten kiezen
  • Laat studenten aan het begin van een project nadenken wat het nut is of welke toepassing(en) ervan zijn in hun (latere) beroepsleven of dagelijkse leven.

Achtergrondkenmerken

Dit is erg persoonsafhankelijk en vraagt dan ook steeds een evenwichtsoefening. Teveel focus hierop leidt mogelijks tot stereotypering. Ermee rekening houden biedt sommige studenten ook houvast, (h)erkenning. Durf hierover in gesprek te gaan met jouw studenten.

Leervoorkeuren en leertempo

De leervoorkeuren en leertempo van studenten zijn individueel verschillend. Indien je hier de tijd en ruimte voor vindt, kun je dit in een individueel gesprek bevragen. Maar als je als lector voldoende differentieert in de aangeboden didactische werkvormen tijdens jouw lessen, kom je hieraan eigenlijk al automatisch tegemoet.

3) Bronnen

Struyven, K., Coubergs, C., Gheyssens, E. & Engels, N. (2015). Ieders leer-kracht. Binnenklasdifferentiatie in de praktijk. Leuven: Acco.
Schoolmakers (2020). E-course leren differentiëren.

4) Meer weten?

  • Het vorige artikel over dit topic, met algemene informatie over differentiëren, kun je hier raadplegen.
  • Op de website van Schoolmakers staan erg interessante blogtips en weetjes over differentiëren.
  • Op de website van Klasse staan enkele interessante artikels en tips over differentiëren, die je kunt vertalen naar de praktijk van het hoger onderwijs.
  • Vragen over dit topic? Contacteer stefanie.sercu@howest.be