Methoden om een groepspunt te individualiseren

Bij het beoordelen van een groepstaak is van belang dat je als lector bepaalt of je een geïndividualiseerde beoordeling wil geven op de taak of uitsluitend een groepsbeoordeling. Wanneer je kiest voor een geïndividualiseerde beoordeling is het van belang vooraf goed na te denken hoe dit verloopt, welke criteria bepalend zullen zijn voor de individuele beoordeling en of peerassessment een rol speelt.

We bespreken hieronder 4 methoden om het groepspunt te individualiseren. Bij de laatste twee methoden speelt peerassessment een belangrijke rol. We bespreken per methode de belangrijkste voor- en nadelen. Gouden regel is steeds om vooraf duidelijk te communiceren naar de studenten rond hoe de scores berekend worden en in welke mate peerassessment doorweegt.

A.    Groepspunt (maar…)

Bij deze methode geef je standaard het groepspunt, maar als lector behoud je de mogelijkheid om naar eigen goeddunken dit groepspunt bij te stellen. Dit gebeurt dan vooral wanneer je als lector signalen krijgt vanuit een studentengroep dat één van de groepsleden een beduidend mindere bijdrage geleverd heeft. Hoeveel punten er van het groepspunt worden afgetrokken, kan je zelf bepalen. Het is wel belangrijk om dat op voorhand duidelijk te communiceren naar de studenten toe.

Als lector probeer je best al tussentijds zicht te krijgen op het functioneren in de groepen, hetzij door hier actief naar te vragen, hetzij door duidelijk aan te geven eventuele problemen tijdig te melden. Op die manier kan nog tijdig ingegrepen worden (student waarschuwen, groepssamenstelling wijzigen…).

Bij deze methode wordt de student gezien als informerende partij en niet als beoordelaar. Het gaat hier dus nog niet om peerassessment!

Voordelen:

  • Weinig tijdsintensief voor de lector: geen peerassessment formulieren voorbereiden, geen omrekenen van cijfers. Uitsluitend ingrijpen bij grote problemen.

Nadelen:

  • Hoge subjectiviteit. Sommige studentengroepjes zullen sneller komen klagen dan andere. Er is ook een grote gradatie in onderpresteren en hoe vertaalt zich dat dan in het bijstellen van de punten?

B.    Individuele opdracht naast de groepsopdracht

Het algemene principe bij deze methode is dat een aparte individuele opdracht wordt toegevoegd, waarin de student moet aantonen zelf ook de nodige competenties te hebben verworven. En dus niet louter te hebben mee gesurft met de groepsgenoten of enkel een deel van de competenties te hebben verworven. Er is hierbij geen sprake van peerassessment.

Beide scores worden opgeteld om de totaalscore te verkrijgen. Het aandeel groepspunt en individueel punt bepaal je als lector zelf.

Voorbeeld: Een labo-oefening wordt in groep uitgevoerd en staat op 15 punten. Het verslag van de labo-oefening wordt individueel gemaakt en staat op 5 punten. Beide deelscores worden vervolgens opgeteld.

Voordelen:

  • Studenten worden individueel verantwoordelijk gesteld voor een gedeelte.
  • Doordat het individuele gedeelte aansluit op de groepsopdracht kan het meesurfen of free-riden beperkt worden tot een minimum (je kan geen labo-verslag schrijven als je niet actief deelnam aan de labo-oefening).

Nadelen:

  • Als de individuele opdracht geen groot genoeg gewicht krijgt, kan een student maar licht afgestraft worden bij niet meewerken aan de groepsopdracht. Te meer omdat geen negatieve scores gegeven kunnen worden.
  • Je krijgt als lector geen feedback van de studenten rond de medewerking aan het groepsproces.

C.    Groepscijfer +/- individualisering

Het groepspunt telt voor de totale beoordeling en de scores van de peerassessment worden bij het groepspunt opgeteld of afgetrokken. Maak hierbij vooraf een keuze rond hoe zwaar de peerassessmentscore doorweegt op de totale score.

Voorbeeld: Een studentengroep behaalt 16/20 op een labo-oefening en verslag. Een individuele student behaalt gemiddeld 1/4 op de peerassessment. De lector bepaalt dat de peerassessment-score een gewicht krijgt van 20% op de totale score. De geïndividualiseerde score van de peerassessment kan dan bijvoorbeeld als volgt berekend worden: 0,8x(16/20) + 0,2x(1/4) = 0,64 + 0,05 = 0,69. De student behaalt dus de geïndividualiseerde score van 69% of 14/20. Hij wordt dus afgestraft voor zijn mindere bijdrage aan het groepsproces.

Voordelen:

  • Er wordt rekening gehouden met de mening van de medestudenten over het functioneren van de studenten in de groep.
  • Niet alleen het product wordt beoordeeld ook het groepsproces.
  • De betere student wordt beloond, de mindere student wordt afgestraft.

Nadelen:

  • Vriendjespolitiek kan spelen (zie D. voor een manier om vriendjespolitiek af te zwakken bij voldoende grote groepen)
  • Belonen of bestraffen kan redelijk beperkt blijven door de keuze van het gewicht. Het is vaak wenselijk om in de rubrieken voor peerassessment ook negatieve scores te laten geven om toch zwaarder te kunnen bestraffen bij niet meewerken.

D.   Groepscijfer x individualisering

Het groepspunt telt voor de totale beoordeling en wordt vermenigvuldigd met een factor, de peerassessment factor (PA factor).

Algemene formule:

Geïndividualiseerde score = PA factor x groepsscore

PA factor = peerassessment score / gemiddelde peerassessment score van de groep

  • Peerassessment score = de som van alle scores op alle criteria die één student ontvangt.
  • Gemiddelde peerassessment score van de groep = som van alle peerassessment scores op alle criteria van alle studenten / aantal studenten

Bij een gemiddelde student is de PA-factor dus ongeveer gelijk aan 1.

Voor grotere groepen, van minstens 5 studenten, kan je ervoor kiezen om de sterkste en zwakste score van elke student op elk criterium worden verwijderd. Hierdoor kan eventuele “vriendjespolitiek” worden tegengegaan.

Voorbeeld:  Een studentengroep van 6 studenten behaalt 16/20 op een labo-oefening en verslag. Wanneer van student 1 alle ontvangen scores op de peerassessment criteria worden opgeteld, bekomt hij een totaal score van 154. Bij het verwijderen van telkens de hoogste en laagste scores per criterium bekomt de student een gecorrigeerd totaal van 95. Wanneer vervolgens alle scores op de peerassessment criteria van alle studenten worden opgeteld (mits verwijderen van telkens de hoogste en laagste score per criterium, per student) en dit wordt gedeeld door het totaal aantal studenten bekomt men een groepsgemiddelde van 182. De PA-factor hier is dus 0,5215. De geïndividualiseerde score voor student 1 is dus 0,5215x(16/20) of dus een 8/20. Hier wordt de student dus zwaar afgestraft voor zijn duidelijk mindere bijdrage aan het groepsproces.

Tip: Een PA-factor kan voor grote verschillen zorgen in de geïndividualiseerde scores! De mate waarin een student bijdraagt tot de groepsopdracht weegt hier dus het zwaarst door. Deze methode wordt idealiter gecombineerd met een geschreven toelichting, waarin studenten moeten verantwoorden hoe ze het groepsproces ervaren hebben en hoe ze hun eigen bijdrage hierin percipiëren.

De zwaarte van een PA-factor kan wel wat afgezwakt worden door de PA-factor niet op de volledige groepsscore toe te passen. Zie ook de blogtip rond WebPA.

Voordelen:

  • Er wordt rekening gehouden met de mening van de medestudenten over het functioneren van de studenten in de groep.
  • Niet alleen het product wordt beoordeeld ook het groepsproces.
  • De betere student wordt sterk beloond, de mindere student wordt sterk afgestraft.
  • Vriendjespolitiek kan afgezwakt worden door in grotere groepen de hoogste en laagste scores niet mee te tellen.
  • Vriendjespolitiek wordt afgezwakt doordat het om een gewogen geïndividualiseerde peerassessment score gaat. Bvb. als alle groepsleden hoge punten geven, zal dat hier leiden tot een status quo van de groepsscore voor iedereen en niet tot een hogere groepsscore voor iedereen.

Nadelen:

  • Als lector moet je vrij veel tijd investeren om de geïndividualiseerde score te berekenen. Excel-sjablonen of peerassessment tools kunnen hierin wel helpen.
  • In kleinere groepen, waarbij je de sterkste en zwakste score er niet uit kan filteren, wegen extreme, en mogelijks onterechte beoordelingen, veel zwaarder door.

Andere relevante blogtips

Aan de slag met peerassessment

Evaluatiecriteria en beoordelingsschalen voor peerassessment

WebPA als instrument voor peerassessment

Canvas als instrument voor peerfeedback

Bron

Van Petegem, P. (2009). Praktijkboek activerend hoger onderwijs. LannooCampus.